Changing Worlds (CW)

Hier kunnen we alle al gemaakte verhalen in zetten
Isis (Islington)
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 31-10-2013 16:53

CW - Deel 19

Bericht door Isis (Islington) » 30-11-2013 18:52

Venne.
Yeah.. Daar heb ik ook veel aan. Rachel is pleite, Sinár peerd hem er tussen uit met dat meisje. En Celya valt flauw. EN BEDANKT! schreeuw ik in gedachte uit. ik schud Celya heen en weer. Tellon komt aangelopen. Kijk iemand waar ik nog wat aan heb. "Tel! Hier zo!" ik zwaai wild met mijn armen. Het beestje komt er aan gewaggeld. "Geen tijd voor vragen help me met haar wakker maken" ik kijk naar Celya. "We hebben geen tijd voor dutjes" kom ik tot mijn conclussie. "ik weet wel wat" Hij pekt mijn veld fles schud om te kijken of er nog water in zit en gooit de inhoud in Celya's gezicht. Langzaam opend ze haar ogen. hé! gaat het licht in de kamer daar boven weer aan? " vraag ik droog. ze knikt en veegt haar natte haren aan de kant. "We gaan maar weer op weg. Aan Sinár hebben we toch niets" dat laatste hoorde ik haar in gedachte zeggen. Waarschijnlijk tegen haar broer zelf...

Celya

Van een flinke plas water in mijn gezicht keer ik plots terug in het bos. De Kropoten en mijn tante zijn weer verdwenen. "Gaat het licht daar in de bovenkamer weer aan?" vraagt Venne met een stem waar het sarcasme vanaf druipt. Ik knik terwijl ik een vieze natte pluk haar uit mijn gezicht veeg. "We gaan weer op weg." zeg ik, en mompel ik gedachten: Aan Sinár hebben we toch niets.". Gaat lekker... Nu zijn we nog met zijn tweeën, moeten we vijftig medaillons vinden en vernietigen, Venne van een vloek bevrijden, en heks, excuseer, twee heksen vermoorden, en die Kropoten stoppen. En als we daar klaar mee zijn maar eens opzoek naar de inwoners van ons goede oude paaldorpje... Ik zucht, en geef mijn paard alweer de sporen. Richting Saignère, het dorp van mijn mijn tante. Venne rijd zwijgend naast me.

In de verte zie ik het dorp al liggen. Althans, de resten ervan. Uitgebrande huizen, verlaten winkels, ingestorte herbergen... Hoe kan dit? De Kropoten zijn bang voor vuur! Dus zij hebben dit niet gedaan. Maar volgens mijn tante zijn ze hier wel geweest... Misschien dat het ter bescherming gebruikt werd, dat vuur... Maar hoe kan het dan zo mis gegaan zijn? En waar zijn alle inwoners? Een windvlaag blaast een vieze doordringende brandlucht onze kant op. Meteen hoesten we, en Venne kijkt vies naar het dorpje. Verontschuldigend haal ik mijn schouders op, maar kijk dan ook heel vies, als er een aswolk mijn mond in geblazen wordt. De rest van de rit rijden we met onze mond dicht, en een nat stuk wit linnen voor onze ogen gebonden. Daar kunnen we namelijk wel doorheen kijken, maar de as kan er niet door heen. Na een half uurtje zo gereden te hebben komen we bij Saignère aan. "Daar, een herberg die nog niet compleet platgebrand is!" zeg ik, en ik wijs op "Het Vette Varken". Vet is het zeker, merk ik als ik binnen kom. Op de geblakerde tapkast liggen verrotte vleesresten, en de borden zijn bedekt met dikke lagen vet. Ik moet bijna overgeven van de geur. De bar staat vol gevulde bierglazen met onderzettertjes er op. Drinken genoeg dus. In de kast zelf staan borden met gepekeld vlees. Wonder boven wonder is het nog niet aangetast. Op één tafel staan borden met brood. Als we daar de as vanaf schrapen is het nog best te eten. As vernietigd niet alleen, het beschermd ook... Ik denk terug aan Pompeii, in de gewone wereld...

Sinar Noctus
Acta est Fabula?

Het verschijnen van Liv kwam onverwacht, maar was erg plezierig. Het was fijn om niet langer alleen te reizen, en het had nog andere voordelen. Naarmate we dichterbij Hythria kwamen werden de wegen drukker, en gevaarlijker. Wel was het begonnen met sneeuwen, en hoewel Sluiper dat niet heel fijn vond gaf het de mensen een vrolijk gevoel, en werd het geheel erg romantisch. De weinige bossen waar we doorheen gingen zaten vol met struikrovers, maar meestal lieten die mij ongemoeid. Nu stonden we echter tegen een groep die erg wanhopig moest zijn, aangezien ze twee zwaarbewapende mensen aanvielen. -Oké, technisch gezien één Elf, maar dat wisten zij ook niet.- 'Je goud of je leven, reiziger!' Riep een onguur uitziende bandiet. Ik grijnsde. 'Voor dit soort conversaties betaal ik mijn ijzer. Is dat ook goed?' Liv begon te lachen terwijl de man gromde en tegen zijn mannen zei dat ze rondom ons moesten staan. Ik trok mijn Wijdschot en schoot zonder waarschuwing twee mannen dood. Liv trok haar messen en begon te gooien. De sneeuw die op de grond lag was na een halve minuut roodgekleurd, wat erg veel afbreuk deed aan het romantische tafereel. Ik sprong van Sluiper af en roofde de lijken leeg. ooit had Liv geschokt gereageerd, maar nu sprong ze van Zilverwind af en hield ze mee.

Met een iets zwaardere buidel en een bijzonder mooie dolk die voor een struikrover veel te mooi was, reden we een uur later over de Koningsweg naar Hythria. Ik vroeg me af waar Damin was, zijn oorlog voerde hem weg van Hythria, maar als er binnenin ook een gevaar huisde...

Gjalt van Werkhoven
Thuis
Ik zette een koekenpan met ei op de tafel en sneed een stuk van het ei af. Daarna vroeg ik aan Ellen: 'Bruin of Wit brood?' Ze haalde haar schouders op. 'Doe maar bruin.' Ik legde het ei neer op een Woudloper en schoof het naar haar toe. 'Smakelijk.' Zelf pakte ik het andere stuk ei. Terwijl ik zat te eten controleerde ik via mijn telefoon mijn mail. Er was één ongelezen bericht. Ik opende het en zag dat het een nieuwe aanvraag voor een intervieuw was. 'Het Algemeen Dagblad...' Mompelde ik in mezelf. Ellen keek mij aan. 'Sorry, wat zei je?' Ik schudde mijn hoofd. 'Laat maar, ik praatte in mezelf.' Daarna stuurde ik Rens een app`je en vroeg wat hij ervan vond. Zodra het bericht verzonden was legde ik het weg en at ik door. Mijn agenda lag naast me. Voor overmorgen stond er een afspraak met mijn favoriete regisseur: Peter Jackson. Hij zou morgen op het vliegtuig vliegen en na een vlucht van 12 en een half uur met een vliegtuig van New-Sealand Airlines landen in Düsseldorf. 'Smaakt `t? Vroeg ik. Op het moment dat Ellen met een volle mond knikte ging de deurbel.

Ellen Karter

Ik zit aan tafel bij Gjalt. (Ik had even wat rust nodig dus ik was in mijn "hotel"kamer op bed gaan liggen en hier heen gegaan). "Smaakt het?" vraagt Gjalt. Ik knik met volle mond, zo overtuigend mogelijk. Dan gaat de bel. Ik eet rustig door terwijl Gjalt de gang in loopt. Ik zie zijn agenda liggen, en werp er een schuine blik op. Naar P. Jackson met Rens. Mijn ogen stuiteren zowat uit hun kassen. Dé Rens, en dé Peter Jackson? Ik móét gewoon mee. Maar waarschijnlijk gaat hij me zijn huis uit sturen als hij weg gaat... Bah... Misschien, als ik mijn uiterste best doe, kan ik wat flexibiliteit toepassen en... Langzaam vormt zich een idee in mijn hoofd. Iets wat je op TV altijd ziet falen. Maar mij zal het lukken! Maar hoe ga ik dat aanpakken? Wanneer? En wie staat er aan de deur dat het zo lang duurt? Ik loop naar boven en kijk uit het raam. Ik probeer normaal adem te halen als ik de jongen herken. Het lukt niet bepaald, en ik hap naar adem. "R-R-Rens?" fluister ik, terwijl ik voor het raam sta te trillen. (Amazement). Ik laat me langzaam op het bed zakken en overdenk mijn plannen nog eens, opzoek naar gaatjes in de verdediging.
~I felt lost, 'til I met you~

Isis (Islington)
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 31-10-2013 16:53

CW - Deel 20

Bericht door Isis (Islington) » 30-11-2013 19:05

Venne

Ik woel wat in mijn bed, er stonden boven ook nog bedden, ik vond het maar raar hoor. In een afgebrande stad, dan een huis vinden dat nog heel is, de herberg wel te verstaan. Als of het een valstrik is. Als die gedachte bij me op komt schiet ik over eind. Als dat nou eens waar is? Buiten hoor ik wat voetstappen, Ik kijk naar Celya en tellon die liggen te slapen, zij kunnen het niet zijn. Ik stap uit bed. ''Cel! Word wakker! Nu!" ik schud haar heen en weer. Ze schiet over eind. "Wat?" vraagt ze geschrokken, ''Er is iets of iemand buiten, volgens mij is dit een valstrik'' Ze komt meteen uit bed en Tellon ook. Ik druk de deur klink om laag, op slot. "Heb jij hem op slot gedaan?" vraag ik aan cel en tellon, Ze schudden hun hoofden. "Fack the what" weer een deur in trappen, ik moet op passen dalijk word het nog een hobby van me. Ik neem een aan loopje en trap de deur uit het kozijn, Meteen zie ik wat kroppoten zich dood schrikken. "Cel... " "Ja?" "Weg hier!" we rennen de nog verbaaste monsters voor bij, naar buiten. Ik fluit meteen komen de paarden aan zetten, "Zonder zadel dit keer Cel" ik spring op mijn paard, hoe vaak heb ik wel niet op Casper gedaan? Tien? Twintig keer? Ik klem me met mijn knieeen vast aan de buik van het dier, Celya en Tellon klimmen ook op hun paard, Cel heeft er alleen wat moeite mee. "Tellon! Spring bij mij achter op! Dan kan Celya zich beter vast houden" zeg ik als we de stad uit rijden. Hij springt in mijn armen meteen. zo kan het ook. We rijden als een gek weg, Terwijl de monstertjes achter ons aan schreeuwen en janken of what ever

Ellen Karter/ Celya

Plotseling voel ik een raar gevoel in mijn maag, en voor ik het weet lig ik languit op het bed. "Cel, wakker worden!" sist Venne in mijn oor. "Danger, danger! Wat is er?" is het eerste wat ik roep. "Ssst! De deur zit dicht, heb jij dat gedaan?" Tellon en ik schudden onze hoofden. "Shit! Dan moeten we nú weg!" sist Venne, en ze springt heldhaftig uit het raam op het lage dak. Tellon hupt er achter aan. Aangezien ik geen keuze heb knijp ik mijn ogen dicht en waag ook de sprong. Halverwege bedenk ik dat het misschien slimmer is om mijn ogen open te doen, en ik krijg bijna een hartverzakking: De grond komt razendsnel dichterbij, net als een stel Kropoten met opengesperde bekken en bebloede klauwen... Maar ik houd me in, en gil niet. Ik kom neer, spring zomaar op het zadelloze paard, en rijd achter Venne aan. Bijna pleur ik van het beest, en Tellon springt bij Venne op het paard. Bijna rijden we het dorpje uit, maar dan zie ik het huis van mijn tante. Ik stop onmiddelijk. "Celya, wat ga je doen? We moeten verder!" roept Venne vanaf haar paard, dat ze inhoudt. "Nee! Ik moet... Ik moet ze vinden! Moet ze vinden..." mompel ik door het dolle heen, terwijl ik brokstukken aan de kant sla. Onder de ingestorte bovenverdieping liggen nog geblakerde delen van de gelambriseerde gang, het gangtafeltje, de vazen die ze altijd zo keurig poetste, kapot gevallen of gegooid... En, een metalen ring? Ik wil het oprapen, maar het zit vast. "Ven, help eens trekken!" roep ik. Langzaam komt er een luik omhoog. "De... De kelder!" roep ik uit, en ik klim meteen langs de metalen trap omlaag. "De wijnkelder! Vind je het erg om op wijn en rozijnen te leven?" vraag ik opgewonden, terwijl Venne nog steeds verbouwereerd boven staat, en de hele tijd over het schouder kijkt. Tellon is meteen achter me aan gesprongen, en na een geluid alsof we in Palermo bij de stierenraces zijn, komt Venne er ook aan, die het luik achter zich dicht trekt. "De.. De paarden!" mompeld Tellon geschrokken. Venne schud mistroostig haar hoofd. "Die zijn van angst weggerend." Fijn, nou hebben we geen vervoer meer... En ik kan nou niet zeggen dat rozijnen mijn favoriete kostje zijn, als je heel lang onder de grond moet blijven...

Celya

"Het is hier donker!" moppert Venne. Ook Tellon lijkt niet zo vrolijk. "Sorry!" jammer ik. Plots hoor ik voetstappen boven ons. Of pootstappen... "Celya?..." piept Tellon angstig, en hij kruipt op mijn schoot. "Stil maar!" troost ik hem, maar ondertussen kijk ik angstig omhoog. Even is het stil, maar dan maakt een woest gegrom duidelijk dat de Kropoten er nog zijn. "Ik ben bang!" jammert Tellon nu volop, terwijl hij zich wanhopig aan me vastklemt. Ik aai hem over zijn kopje, en hij lijkt te kalmeren. Een tijd lang is het doodstil. Uiteindelijk verbreekt Venne de stilte: "Ik denk dat ze weg zijn." Het heeft niet veel zin om in het donker te knikken, dus in plaats daar van sta ik op en loop naar het luik. Ik doe het op een kiertje open, en meteen dringt de geur van vuur, rook en as mijn neus binnen. Op de grond liggen rokende restanten van... Dingen. "I-ik geloof dat ze een beetje aangebrand zijn..." mompel ik in shock. Venne komt er voorzichtig aan gelopen met Tellon op haar arm. "W-wie heeft ons geholpen?" vraagt ze bedenkelijk. Ik haal mijn schouders op. "Sinár?" vraagt Tellon. Ik schud mijn hoofd. "Die is de hort op met dat Liv-kind. Ires en de dorpsgenoten moesten samen het dorp bewaken, dus die zijn het ook niet geweest. Maar wie dan wel?" zeg ik. Venne haalt ook haar schouders op. Na even denken geven we het op, en klimmen we weer naar boven. (Tellon met wat hulp.) "Wat doen we nu?" vraagt Tellon scherp. We hebben geen paarden of voedsel...

Venne
Jegh, volgens mij zitten we diep in de shit. Geen paarden dus kunnen we niet weg... en het enigste wat hier is, is een wijn kelder met rozijnen, wijn, as en wij. "Ik denk... dat het 't beste is als we gewoon gaan lopen, uiteindelijk moeten we wel dingen of mensen tegen komen, en ik heb geen zin om hier te blijven" merk ik op. Celya knikt.
"Je hebt gelijk, kom we gaan" Ze pakt Tellon op en met zijn drieën lopen we naar wat ik denk het zuiden is. de zon gaat al onder in het westen en ik heb geleerd Nooit Op Zondag Werken. Noord Oost Zuid West. We laten dus het Noorden achter ons. "Cel" "Ja" "Hoe zit dat nou? Ik bedoel, we zitten midden in een 'oorlog' al merken we er niets van, ik ben zo genaamt vervloekt maar merk er ook niks van, het enigste wat ik merk is dat we elke keer op reis zijn naar weet ik veel waar en dat af en toe wat monsters ons aanvallen. Is het niet allemaal een grote grap?" "Ik weet het niet Venne, Je hebt wel gelijk maar er zijn ook dingen aan de gang waar ik niets van af weet en jij ook niet" "Je zal wel weer eens gelijk hebben" zucht ik.

Celya

Venne heeft me aan het denken gezet. De Kropoten zijn inderdaad niet zo actief geweest, Venne heeft nog nergens last van gehad, en we reizen alleen nutteloos wat rond... Plotseling geeft Venne een schreeuw. 'Wat is er?' vraag ik geschrokken. 'Sinár, daaro!' zegt ze, en ze wijst naar een dicht bos voor ons. Ze heeft gelijk. Hij staat met Liv aan zijn zijde tegen een troep van 20 Kropoten te vechten! 'We moeten ze helpen!' zeg ik meteen, en ik ren er op af. Ik trek mijn zwaard en ren hakkend op de troep Kropoten in. Al snel zijn er toch zeker 15 gesneuveld door Venne, Sinár, Liv en mij. De laatste Kropoten slaan op de vlucht, en eindelijk heb ik tijd om iedereen te begroeten. Liv ziet er stukken beter uit, maar Sinár lijkt bezorgd. 'Wat is er?' vraag ik voor de tweede keer vandaag. De opperkropoot heeft het blauwe kristal...' zucht hij mismoedig. Ik kijk even vragend naar Venne, maar ik schrik als ze voor mijn ogen zomaar in elkaar zakt. Misschien brengt het wel ongeluk om over slechte dingen te praten... denk ik bij mezelf. Liv en ik zetten een grote tent op en Sinár draagt Venne naar binnen. Even later ligt ze op een veldbed en dep ik haar bezwete voorhoofd. Arme Venne! Er lijkt wel een rode gloed om haar te hangen. 'Het merkteken van Anda!' zegt Sinár ietwat geschrokken. Hij mompeld allerlei bewzeringen, tot de rode waas verdwijnt. Langzaam opent Venne haar ogen. Er ligt een felblauw licht in! Ze kreunt en gaat verliggen. 'Hoe gaat het nu?' vraag ik voorzichtig. 'Misselijk...' mompeld ze, en ik ben nog net op tijd met een houten kom onder haar mond te houden. 'Gatver...' zegt Liv onwillekeurig. Ik ben het helemaal met haar eens...

Venne

Nou lekker dan. Als die kroppoten hier achter zitten... Die krijgen daar nog zo veel spijt van. Als haren op hun hoofd -Tenzij ze kaal zijn- Ik ga zitten en wrijf in mijn gezicht. "Minder misselijk?" vraagt Celya. "Hmmm ja" antwoord ik wat vaag. Ik sta op. Het is benauwt in de tent ondanks dat 'ie best ruim is. "Cel!!" De stem van Tellon komt dichter bij en al gauw valt het beestje de tent binnen. "Wat is er?" Vraagt Cel. "Dat wou ik net aan jou vragen" Tellon zet twee grote oogjes op. Nee... niet zeggen Cel, of iemand anders hier in de tent... anders word ik door dat beest dood geknuffeld. Die Liv en Sinár leggen het uit. En ja hoor ik had gelijk. Tellon vliegt me meteen om de hals. "Ik.. Stik!" Roep ik verschrikt uit als ik achter over val. "Arme Venne!" roept Tellon uit. Ik duw hem van me af en hap naar adem. "Als me zo zielig vind... moet je me niet laten stikken" mopper ik als ik weer over eind kom. Gelukkig kan iedereen ook ik er om lachen. "Wat gaan we doen met die gevluchte kropotten?" vraag ik. "Die zijn te ver om nog in te halen. Morgen moeten we hier weg" Zegt Cel. Ik knik. Het is nog steeds benauwt hier. Sinár en Liv lopen naar buiten en Celya vraagt of ik mee naar buiten kan lopen. "Ik heb die aanval van Tellon hier overleefd dus ik zal een beetje buiten lucht ook wel over leven" zeg ik lachend. Gelukkig, tijdens deze 'oorlog' kan nog gelachen worden.

Celya

Venne ziet er uit alsof ze wel wat frisse lucht kan gebruiken. Samen gaan we naar buiten. Tellon stuitert al weer zenuwachtig rond. In Venne's ogen twinkelt nog steeds een blauw lichtje, maar ze lijkt zich niet anders te voelen. Plots komt Sinár weer uit het bos gelopen, en zegt: 'Venne, ik ga je een paar simpele spreuken leren.' Venne knikt en gaat vol verwachting in de kleermakerszit op de grond zitten. Sinár haalt een klein boekje uit zijn rugzak, en begint uit te leggen. 'Er zijn veel verschillende spreuken. Ze putten je allemaal uit. Sommige meer dan andere. De hoeveelheid kracht die je verliest aan een spreuk, noemen we Mana. In feite heeft een normaal mens 0 mana, en kan die dus ook geen magie toepassen. Ik heb 100 Mana, wat ontzettend veel is. Liv hierzo, heeft 25 Mana. Celya heeft 5 Mana, en jij Venne, hebt zelfs 175 Mana. De basisspreuken zijn de elementen: Aquatia is een soort enorme golf. Die is 2 Mana. Ventus is een krachtige windvlaag. Dat zal je ook 2 Mana kosten. Verstrengel roept moeder aarde op om iemand in te snoeren met planten. Dit vereist 3 Mana. Ignis kost 8 Mana en zet iemand in brand. Gesnapt?' Venne knikt. 'Maar ben ik na die 175 niet magisch meer?' vraagt Venne. 'Helaas werkt dat niet zo. Je "recovert" als het ware. Na 10 minuten geen magie verkrijg je weer 2 Mana. Voor jou geld nu dat 175 Mana je limiet is. Er komt dus niet meer dan 175 Mana bij jou binnen. Nu gaan we oefenen. Zie je die boomstronk daar? Verstrengel die eens.' Venne strekt haar arm, en wijst naar de stronk. 'Verstrengel!' roept ze, en klimop slingert zich meteen om de stronk. 'Awesome...!' mompel ik. Venne grijnst. 'Nu wil ik graag dat je de planten weer weg haalt. Met magie.' zegt Sinár. Venne denkt even na, en roept dan 'Ignis!' De klimop vliegt in brand. Daarna zegt ze snel 'Aquatia', en de vlammen doven. Sinár kijkt haar goedkeurend aan. 'Vertel me nu hoe veel Mana je nog hebt.' zegt hij. Venne denkt even na, en zegt dan: '162 Mana.' Sinár knikt nogmaals. 'Celya,' zegt hij dan, 'blaas voor mij die boomstronk even weg.' Ik steek mijn hand uit. 'Ventus.' De stronk word met veel kracht weggeblazen en verdwijnt vliegend uit zicht. Meteen voel ik me heel moe. 'Mooi. De laatste spreuk voor vandaag is waíse heill (wajsu hejl), die 1 Mana wegneemt en dan 5 Mana geeft. Vul jullie krachten maar aan.' zegt hij, en stopt het boekje weg. Ik ben na één keer klaar, maar Venne moet zelfs vier keer. 'Wat een rekenwerk!' moppert Venne, en ik ben het volledig eens. 'Herhaal nog één keer alle spreuken meiden.' zegt Sinár als laatste check. Braaf dreunen we ze op: 'Aquatia, ventus, verstrengel, ignis, waíse heill.

Venne

Oké, juist ik weet niet hoe het zit maar volgens mij was ik nog een paar dagen geleden dood normaal en nu kan ik in een toveren of zo iets. Een beetje raar. Maar goed, alles beter dan Nederlands leren. En zeurende ouders. Je moet toe geven, mijn ouders zijn echt te bezorgt. Als ze hier van af zouden weten zou mam flauw vallen en ik huisarrest krijgen van mijn vader. Braaf dreunen Celya en ik de woorden op. ''Dat is genoeg voor vandaag" mompeld Sinár. Opgelucht sta ik op. "Misschien is het toch beter als we nu vertrekken" zegt Celya op de horizon wijzend. Ik snap meteen wat ze bedoelt. In de verte zie je zo ongeveer een half leger aankomen. "Spullen in pakken en weg wezen!" roept Sinár. Iedereen helpt met opruimen zelfs Tellon. Het lieve beestje heeft alleen wat moeite met dingen los maken zo als touwen en zo. Aangezien hij geen vingers heeft maar vinnen. Zodra alles is opgeruimt en als bagage is verdeelt beginnen we in de richting van de bossen te rennen. "Kom op Tellon!" zeg ik tegen het beestje. Hij raakt een beetje achter... Ik loop wat langzaamer en til het beestje op. Nou hoe gaan we ons hier uit redden? oeps... heb ik dat hard op gezegt? "Dat vraag ik me ook af" mompeld Liv. Fuck, ja dus....

Celya

Ik raak lichtelijk in paniek bij het zien van de enorme stofwolk die steeds dichter bij komt. Ook Sinár, Venne en Liv lijken niet onbezorgd. Zo snel we kunnen breken we op en maken we dat we weg komen. Venne tilt Tellon op. Snel houd ik mijn rugzak open zodat hij er in kan springen. Hij gaat boven op een rol touw zitten, en spiekt tussen de stof door wat er gebeurt. Zo kan hij instructies geven over wat er achter ons gebeurt zonder dat we ons hoeven om te draaien. Na een tijdje rennen strekt Venne haar arm uit, gericht op de stofwolk. Ventus! De stofwolk word met toenemende kracht weggeblazen door een blauwe straal. Een donkere bewegende massa word zichtbaar, die even vaart lijkt te minderen. Zo snel we kunnen maken we een bocht naar links, achter Sinár aan, die de leiding genomen lijkt te hebben. Plotseling struikelt Venne, en hijgend blijft ze liggen. 'Venne!' gil ik, en ik ruk haar aan haar arm omhoog. 'Auw!' krijst ze, maar ze rent wel weer verder. 'Ik... Ik kan niet meer!' roept ze me toe onder het rennen. Ik pak haar arm beet en trek haar mee. Plotsklaps houd het bos op, en zijn we bij de bergen. 'Oh nee!' piept Tellon geschrokken. 'Daar komen we nooit op tijd door!' en hij duikt verder mijn rugzak in. 'Daar, via die richel komen we bij een kleine grot!' roept Sinár, die meteen als een geit over rotsblokken springt. We hebben niet veel keus dan hem te volgen. Venne echter blijft na drie blokken al op een richel staan uithijgen. De magie... Hij heeft haar uitgeput! Ik til haar zo goed mogelijk op, en probeer weer te klimmen. Maar dat wil dus niet... 'Waar blijven jullie? Schiet nou op!' klinkt de stem van Liv. 'Help!' roep ik terug, en er verschijnen al snel twee bekende hoofden. Met ons drieën lukt het om Venne omhoog te tillen. We komen inderdaad bij een grot, die ik niet gezien zou hebben als ik er niet op gewezen was. We slepen Venne naar binnen, en spreiden wat dekens uit. Dan maakt Sinár achter in de grot en klein vuurtje, dat bijna geen licht of geur geeft, maar wel warmte. Vast een soort magisch vuur. We eten wat, en Tellon speelt wat met een paar touwtjes uit mijn rugzak. Langzaam lijkt Venne er weer bovenop te komen. 'Gaat het weer?' vraag ik. Een beetje van haar stuk gebracht antwoord ze: 'Tuurlijk! Waarom zou het niet gaan?' alsof ze zich niets meer herinnert! Ik kijk twijfelend naar Sinár, die op zijn beurt bedenkelijk naar Venne staart.

Venne

Waarom staren ze me zo eng aan man... Ik ga helemaal recht op zitten en leun tegen de rotswand aan.
"Herinner je wel iets van net?" "Van wat?" Waar hebben zij het over. En trouwens, hoe ben ik nu hier weer terecht gekomen? Sinár, Liv en Celya mompelen wat. Tellon staart me alleen weer eng aan. Wat eigenlijk op bezorgd moet lijken. Buiten hoor ik allemaal mensen schreeuwen en wat kropotten krijsen. Maar geen strijd geluiden of zo. Ik kijk fronsend naar De uitgang. "Jongens? Wat is hier in hemels naam aan de hand?" "Je herinnert je het echt niet" zegt Celya beteuterd. Ik schud mijn hoofd. Ik graaf in mijn gedachtes maar merk dat ik zo wat een halve dag mis en dat ik er hoofdpijn van krijg. “Jep ik hou op met graven in mijn geheugen… het doet pijn en helpt niet”

Celya

Voorlopig kunnen we niet veel meer doen dan wachten. Venne herinnert zich niks, ze heeft koppijn, en de Kropoten zitten nu ook nog eens gezellig in de bergen. We richten de grot een beetje in met slaapkleden, een plek waar we om beurten het vuur brandend houden, en een overige ruimte, waar we niet echt heen gaan omdat het bij de ingang van de grot is. Daar is het koud en kunnen we bovendien heel makkelijk gezien worden. Nu zitten we met zijn allen rond het vuur. Sinár heeft me een spreuk geleerd om spullen van thuis hier heen te wensen. Reekredew , en dan het voorwerp dat je wilt hebben. (3 Mana) En nu zitten we met zijn allen mijn spel Munchkin te spelen. Tellon vormt een team met Venne omdat hij het niet helemaal snapt, maar ligt meteen in een deuk als ze een dwerg worden met een priester als uitzendkracht. 'Hier, een behekste hoed!' giert hij, en hij geeft de kaart met een eend er op aan Sinár. Die neemt de kaart met een frons aan, en kijkt dan geïrriteerd, als hij heeft gelezen wat de kaart inhoud. Nu kan Tellon zich echt niet meer inhouden, en rolt hij over de grond van het lachen. Venne kan er niet naar kijken zonder ook te lachen, en al gauw liggen we allemaal in een deuk. Zelfs Sinár. Ik ruim het spel maar weer op, dit is echt hopeloos. Als iedereen weer een beetje is bijgekomen besluiten we om maar te gaan slapen. Liv heeft de eerste wacht, ik de tweede en Sinár de laatste. Snel ga ik in mijn provisorische slaapzak liggen, en val vrijwel meteen in slaap, dromend over harnanassen, trollenzwaarden en stofzuigermonsters.

Venne

Fijn en bedankt voor je fucking vertrouwen door mij geen wacht te geven waar door ik me dood ga vervelen. Ik snap nog steeds niet wat er aan de hand is dus zit wat met Tellon te kletsen terwijl de rest helemaal gestoort van ons twee word. Waar door wij nog erger in de lach schieten en de anderen hun dodelijke blikken staken. Zodra ik me zo erg verveel dat ik er moe van word kruip ik in mijn slaap zak.
~I felt lost, 'til I met you~

Isis (Islington)
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 31-10-2013 16:53

CW - Deel 21

Bericht door Isis (Islington) » 30-11-2013 19:13

Sinár Noctus
War is Upon us - Gandalf the White

Ik zat in een boom de wacht te houden. De rest sliep op de grond. Het hele landschap was leeg, stil en verlaten. In de uiterste verte zag je al wat licht verschijnen. Het was nu nog een uur tot zonsopkomst. We hadden geen reisplannen in de komende dagen. Iedereen moest wat bijkomen, ik moest een plan hebben voor de aankomende reizen en oorlogen. Ik kon niet bij allebei zijn, en hen meevoeren het hart van de oorlog in was evenmin een optie. De oorlog had prioriteit, maar misschien konden die zichzelf ook wel redden. Ik bleef tobben over de openliggende paden. Ondertussen streek ik met mijn vingers over de bladeren van de boom. De Linguai was een loofboom die op grote hoogte groeide en die vaak honderden jaren oud werden. Ik haalde mijn hand van de takken af en keek om me heen, nadat ik een geluid had gehoord. Mijn hand ging naar mijn messen terwijl ik langzaam omlaag klom uit de boom. Twee mensen kwamen de bocht om lopen. Ik bestudeerde hen terwijl ik me geruisloos liet vallen naast Celya. Met een fluistering wekte ik haar en gebaarde haar om de andere twee stil wakker te maken. Zelf kroop ik naar enkele rotsen om mezelf daartussen schuil te houden.

Venne

Heel zacht werd ik aan mijn schouder wakker geschud. "Hmm W...." Veel verder dan gemompel kom ik niet. "SSSSSSST! Stil nu..." Fluistert Celya. Ik knik. Even later is ook Liv wakker. "Wat is er?" vraagt ze geïrriteerd. "Sinár heeft wat mensen gezien, dus mond dicht" antwoord Celya scherp terug. Nieuwsgierig kijk ik naar buiten. Ik zie twee mensen of elfen wat het ook mogen zijn om hoog klimmen, en Sinár zit weer eens in een boom rustig te wachten tot die twee er onder langs klimmen. Sinár gebaart iets naar Celya en mij. Wat verwacht ie nu van ons? Idioot dat het is... Ik verwacht DAT JE NU MAAKT DAT JE WEG KOMT DAAR! zegt Sinár in gedachten. Heeft ie gehoord wat ik dacht? Oeps... Celya en Liv lijken het ook gehoord te hebben en klimmen weg. Ja...JULLIE VERGETEN TELON! ik pak het nog slapende beestje op prop hem zo ver dat gaat in de rugzak hijs die op mijn rug, klim omhoog en kruip daar weg in een hoekje onder een rotsblok. De mannen klimmen langs onze schuilplaats om hoog in mijn richting, ze zullen me toch niet gezien hebben? Langzamerhand kan ik hun gesprek horen. "Hadden we niet moeten stoppen? Bij die grot, om te kijken of daar nog wat zat?" "Als je wil opgegeten worden door beren ga je gang" antwoord de ander nors.
"Ja maar stel dadelijk zitten die kinderen daar in dan..." "Hou je kop dicht idioot" Ik kruip zo ver al maar zijn kan weer weg in de hoek, ik kan me niets herinneren van een dag geleden... Maar het is voor mij duidelijk genoeg dat deze twee ons zoeken. Of ik vergis me. Celya!? zeg ik in gedachte. Ja? vraagt ze terug. Die twee zoeken ons... I think, kunnen we niet beter Kijken of we hier weg kunnen? Of moeten we vragen wat ze van ons willen? Ik hoor haar bijna na denken, Misschien is het beter als we naar huis gaan, als je snapt wat ik bedoel zegt ze dan. Hoe zit het dan met Liv? Kan die dat ook? of hoort zij hier? Weer duurt het even voor ze antwoord. Ik heb het haar even gevraagt, ze zit naast me, ze kan ook hier zo weg, Is het niet misschien handig om te weten waar ieder van ons woont? Dan kunnen we elkaar thuis op zoeken. Ze heeft een punt, Jep, Waar zit jij? Doetinchem, Ik logeer daar tijdelijk bij Gjalt, of te wel Sinár ze ratelt even door Weet je dat hij mijn buurjongen is, da... ik wilde verder praten maar dat ging niet.
"Hé! Daar zit iemand!" Roept een van die mannen.
Oh bloody hell en holy shit. Ik probeer langs ze te klimmen in de hoop dat ze me niet zien. Helaas is dat niet het geval en gooit een van hun een steen op mijn voet.Ik bijt mijn kiezen op elkaar maar van de schrik laat ik los. Binnen enkele secondes rol en val ik naar beneden. Met een smak blijf ik liggen op de bodem van het 'dal'. Kreunend kom ik over eind. De mannen zelf klimmen ook naar beneden maar worden tegen gehouden door Sinár die dingen naar ze toe gooit, wat weet ik niet. Maar ik maak me er ook geen zorgen over. Eerder over mezelf. Ik voel me gebroken. Celya en Liv klimmen als een razende naar beneden, Liv helpt Sinár en Celya loopt naar mij toe. Ik ben zooo blij dat Telon nog in de rugzak zit onder het rotsblok. Veilig. "Venne! Ben je in orde?" "Redelijk, denk ik, al zal het me niet verbazen als mijn voet gebroken is" De pijn lijk kloppend in mijn voet. "We kunnen beter nu naar huis gaan, Waarschuw Sinár en Liv wil je?" Ze knikt en waarschuwt Sinár en Liv die binnen een minuut verdwenen zijn. Nu wij nog... Ik sluit mijn ogen, zodra ik ze weer open lig ik gewoon in bed. Maar nog steeds met de pijn in mijn voet. Ik sluit heel even mijn ogen om de pijn te negeren, maar het werkt niet. "MAAAAAAAM!" roep ik. Ik denk er niet aan om nu op mijn voet te gaan staan. Binnen een minuut staat ze naast mijn bed. Ik leg uit dat ik misschien in mijn slaap tegen de muur aan heb geschopt en dat mijn voet nu heel erg pijn doet. Ze raakt hem aan en meteen trek ik hem terug. Bezorgt kijkt ze er naar. Ze roept pap er bij en die zegt dat ik even moet slapen en dat we in de ochtend naar het ziekenhuis gaan om te kijken wat er met mijn voet aan de hand is... Nou lekker dan...

Celya

'Hebben ze ons gezien?' fluister ik, maar Venne geeft geen antwoord. In plaats daarvan zie ik hoe ze vlak na Sinár en Liv opgaat in het niets. Lekker dan! Wanhopig kijk ik om me heen, maar er is niemand te zien, onze belagers lijken in het niets opgegaan te zijn... Heel voorzichtig sluip ik achter twee enorme rotsblokken langs. 'Nou hebben we je!' schreeuwt een stem, en ik voel een hand op mijn schouder. Ik sla hem er van af en neem een enorme sprong. Met een klap land ik naast de steen waar Tellon onder ligt in de rugzak. Ik trek hem naar me toe en knijp mijn ogen dicht. Een seconde later zit ik met Tellon en de rugzak boven op de berg. 'Celya!' piept Tellon, terwijl hij uit de rugzak probeert te kruipen. Helaas raakt hij verstrikt in het koortje. Ik glimlach, en voorzichtig bevrijd ik hem. Zodra hij los is kruipt hij op mijn schoot, en drukt hij zijn kopje tegen mijn buik. 'Ik was bang, Celya!' zegt hij, 'Maar nu niet meer, want nu ben ik bij jou.' Hij glimlacht even, en valt dan prompt in slaap. Ik aai even over zijn hoofdje, en trek dan de tas zachtjes naar me toe. Ik haal het spreukenboek van Sinár er uit. Aperi fluister ik, en ik wacht tot de kaft aan één kant los laat, zodat ik het boek kan openen. Hij staat vol spreuken voor alles. Het is ingedeeld in catogorieën. Natuur, liefde, oorlog, gezondheid... Ik blader het boek een beetje door, en kom bij een bladzijde ontsnapping. Dit moet ik hebben. Afferte mihi praeteritum. is het eerste wat ik zie. Ik kijk even naar de omschrijving. Weg van het hier en nu door deze simpele drie woorden. Kost enkel 3 mana. Geen toekomstrisico!. 'Klinkt goed genoeg, nietwaar Tellon? Afferte mihi praeteritum!' zeg ik. Alles licht fel op, en mijn ogen beginnen te prikken. Vlak daarna volgt hoofdpijn, en word ik de lucht in geslingerd. Ik zie een tijdje niks meer, maar ik voel dat de druk langzaam afneemt, en dat ik weer sta.

'Celya, Celya, doorlopen!' klinkt de stem van Venne. Ik knipper, en de dansende vlekjes verdwijnen langzaam uit mijn ogen. Ik zie Tellon, Ires, groene heuvels, Venne, dorpsgenoten, een dorp aan de horizon... 'Wow.' zeg ik, en ik wrijf nog eens in mijn ogen. Geen nieuw resultaat, alleen een plagerig 'Slaapkop!' van Ires. Ik schud mijn hoofd en loop snel achter de rest aan. Een plotseling gevoel aan mijn zij laat me wegkijken. Een lange jongen met donker haar en zwarte kleren staat me stomverbaasd aan te kijken met in één hand een mes, en in de andere mijn buidel. 'Sinár? Dit, maar... Wat?!?' roep ik geschokt uit. Sinár's verschijnende grijns slaat meteen om in een blik van shock, ongeloof en verbazing. Hij is echter sneller bekomen van deze verbazing dan ik, en met een paar seconden staat hij aan de rand van het bos. 'Celya! Wie is dat? Waar is je buidel? Waar ken je die gast van? Heeft hij van je gestolen?' gilt Venne overstuur, en ze trekt hard aan mijn arm. 'Venne, stil. Ga met Tellon en de anderen naar dat dorp. Ik ga achter hem aan. Pas goed op iedereen en doe wat ik je heb gezegt!' sis ik, en ik ren richting het bos. 'Maar...' begint Venne. Dan valt ze evn stil, om me dan na te schreeuwen: 'HOE WIST JE VAN TELLON? EN HOE LANG BLIJF JE WEG?' Ik geef geen antwoord meer, maar spring een boom in. Tien meter verderop trilt een dikke tak nog na, en mijn achtervolging begint...

Sinár Noctus

'Snel, zorg dat jullie weg komen!' roept Venne zo hard ze durft. Ik begrijp haar hint, en snel pak ik Liv's hand. 'Kom, snel!' fluister ik, en ik teleporteer haar en mijzelf naar mijn hut in het bos.
'Fijn om weer terug te zijn!' is het eerste wat Liv zegt als ze ziet waar we zijn. Ik moet weer denken aan alles wat we ooit hebben meegemaakt samen, en ik knik. 'Heel fijn! Koffie?' vraag ik, terwijl ik naar de keuken loop. 'Graag.' antwoord ze, en ze neemt plaats op mijn bed. Dan valt me op dat er een hoge magieconcentratie om de hut hangt. Ik zet de koffiepot prompt neer, en loop naar de woonkamer, waar ik een zwaard van de muur haal. Zonder iets te vragen haalt Liv haar messen tevoorschijn, en ze volgt me. Ze weet dat als ik me thuis bewapen, er iets niet klopt. En ze weet ook wat ze voor me kan doen.
Voorzichtig open ik de deur, met het zwaard in mijn rechterhand in de aanslag. Buiten is niets te zien. Niemand. Plots krijg ik verschrikkelijke hoofdpijn, en lijkt alles zwart te worden.

Ik open voorzichtig mijn ogen, maar sluit ze meteen weer. Beelden, herinneringen flitsen door mijn hoofd. Mijn eerste "ontmoeting" met Celya, hoe ze me stomverbaasd aankeek en ik er met haar buidel vandoor ging. Een felle steek schiet door mijn hoofd. De herinnering herhaalt zich, maar deze keer gilt Celya 'Sinár! Dit, maar... Wat?!?' en kijkt ze me verward aan, niet afwezig en geschokt, zoals net. Dan word alles opnieuw zwart. Zodra ik weer wakker word begin ik aan een gedachtescherm. Net op tijd, want ik voel een flinke klap. Als ik kijk zie ik beelden van mijzelf, terwijl ik mijn hut bereik, met een donkere schim op de achtergrond tussen de bomen. Deze vermengen zich met beelden van mijzelf die zich omdraait naar een meisje met lang blond haar er achter. En dan begrijp ik wat er gebeurt moet zijn.
~I felt lost, 'til I met you~

Isis (Islington)
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 31-10-2013 16:53

CW - Celya

Bericht door Isis (Islington) » 30-11-2013 19:49

Celya

'Sinár!' Hij draait zich om. 'Luister. Ik weet niet wie je bent of waarom je mijn naam kent, maar ik weet wel dat ik je in één vloeiende beweging kan vermoorden.' zegt hij ijzig. Ik denk er even aan om een brutale opmerking te maken, maar dat lijkt me toch niet verstandig. 'Alsjeblieft Sinár, luister naar me. Ik... Kom denk ik uit de toekomst. En in de toekomst ken ik je al. Ik heb mezelf hierheen getoverd met één van jou magieboeken. Je moet me helpen, straks vernietig ik mijn levensloop nog!' Hij knikt begrijpend. 'Welk boek was het?' vraagt uiteindelijk. 'Hij ligt op je bureau.' zeg ik snel. Ik herinner me nog goed hoe ik bewusteloos was geraakt en bij hem thuis was beland. Sinár verdwijnt in zijn huis, en het duurt een tijdje voor hij weer naar buiten komt. Gelukkig komt hij wel. 'Hier. De tegenspreuk. Jij moet hem uitspreken, m-' 'Prima! Geef maar!' onderbreek ik hem. 'MAAR,' vervolgt hij onverstoorbaar, 'je zult je hiervan niks meer herinneren. Je zult niet meer weten dat je de spreuk hebt uitgesproken en dat je hier bent geweest. En ook niet... Dat je dit dus niet moet doen...' Ik knik. 'Ik weet iets.' zeg ik. 'Schrijf er bij dat de spreuk gevaarlijk is. Dat ik die niet uit moet spreken. Dan zal ik dat in de toekomst lezen en ook weten.' 'Goed gevonden!' complimenteert hij, en hij loopt zijn hut weer in. Ik sta buiten en loop zenuwachtig een paar rondjes. 'Zo. Snel nu, ik moet nog een blond meisje overvallen.' knipoogt Sinár zodra hij buiten is. 'Weet ik. Zeg...' Ik zwijg even. Sinár kijkt me afwachtend aan. 'Nou.. De toekomstige Sinár. Weet die dit straks ook niet meer?' Sinár schudt zijn hoofd. 'Hij zal zich dit wel herinneren. Sterker nog, hij krijgt al deze herinneringen regelrecht binnen.' Ik laat mijn hoofd hangen. 'Sorry Sinár...' Ik neem het boek aan, en lees de spreuk voor. Ik wordt misselijk, en alles om me heen tolt, kolkt, draait... Dan worden mijn gedachten pikzwart.

Ik blader het boek een beetje door, en kom bij een bladzijde ontsnapping. Dit moet ik hebben. Afferte mihi praeteritum. is het eerste wat ik zie. Ik kijk even naar de omschrijving. Weg van het hier en nu door deze simpele drie woorden. Kost enkel 3 mana. Geen toekomstrisico!. Er is iets achter geschreven: Celya, waag het niet om deze spreuk uit te spreken. Wens jezelf gewoon naar huis! 'Het zal wel weer, oh wijze Sinár.' grijns ik, en ik wens mezelf met Tellon naar het dorp boven in de bomen. Stilte. Ik leg Tellon in zijn kleine bedje, leg mijn rugzak op de stoel in de hoek van de kamer en ga op bed liggen. Zodra ik mijn ogen sluit wordt het donker (logisch nietwaar?) . Als ik mijn ogen open is het nog steeds donker. Het is krap en bedompt, en er drukken enkele T-shirts in mijn maag. Nooit gedacht dat die konden drukken. Ik merk dat ik beweeg, want net lag ik op mijn zij, en nu zakt al mijn gewicht ineens op mijn knieën. Ik reis nooit weer per koffer. houd ik mezelf voor. Met een klap wordt ik neergezet op de grond. Ik zak opzij, en de rits gaat open. 'Wat dacht jij? Dat ik je niet door had?' klinkt de stem van Gjalt. Ik zie hem niet, omdat ik verblind ben door het plotselinge licht. 'Eh... Sorry.' Ik trek een scheve grijns. 'Niet grappig. En ook niet grappig dat ik jou moet tillen. Je gaat maar gewoon lopen. En ik vind het ook niet leuk dat je mijn favoriete shirt er uit hebt gegooid!' Ik word rood. 'Nogmaals sorry.' mompel ik. 'Je hebt mazzel dat Rens er nog nie- Kom onmiddellijk uit die koffer, daar zul je hem al hebben!' snauwt Gjalt, en ik wring me uit de oncomfortabele positie. 'Rens, hoe is het met je jongen? Veel last gehad van turbulentie?' Ik sta verlegen achter Gjalt, en kijk toe hoe hij en Rens elkaar begroeten. 'Wie is de jongedame?' vraagt Rens als ze uitgegroet zijn. 'Oh, dit is Ellen. Protegé van mijn vader. Helaas is die op bierreis, dus vandaar dat ik op haar pas.' Ik wil een verontwaardigde opmerking maken dat ik best op mezelf kan passen, maar Gjalt draait zich om en kijkt me kort en waarschuwend aan.
~I felt lost, 'til I met you~

Plaats reactie