Galactico Fraisa (GF)

Hier kunnen we alle al gemaakte verhalen in zetten
Plaats reactie
Isis (Islington)
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 31-10-2013 16:53

Galactico Fraisa (GF)

Bericht door Isis (Islington) » 02-11-2013 15:20

Tim owned dit idee, ik plaats het slechts.

De aarde is onbewoonbaar geworden en we zijn geëvolueerd tot aliëns om te overleven. Er zijn nog maar weinig mensen over en die hebben geen zin in vernietiging van hun nieuwe thuis en in oorlog en dat soort dingen. Ook kunnen ze elkaar allemaal verstaan door een elektrisch apparaatje aan hun pols die nooit op raakt. We wonen nu ergens op een of andere vage planeet met ijs, de dampkring in deze planeet bevat 4% zuurstof 92 % stikstof 0.03% co2 (aarde 0,04%) en nog wat overige gassen. We staan ongeveer even ver van de zon af als de aarde en moeten af en toe zuurstof overtappen van de aarde om te kunnen overleven. we hebben de sneeuw voor de helft gesmolten en zijn aardappelen gaan verbouwen, ze lukken alleen niet echt goed want het is kouder dan op aarde ( winter -15 t/m -100, zomer 20 t/m -5 graden op de planeet) we dachten eindelijk rust te hebben gevonden maar het blijkt dat wij niet de enige levensvorm in het heelal zijn... we komen erachter dat er nog veel meer verschrikkingen zijn in het heelal. alles bleef echter op hun eigen planeet ( vleesetende planten planeet, meteorieten planeet enz.) Onze komst heeft het echter verstoord en de levensvormen kunnen nu reizen tussen de planeten. Enkele levensvormen willen alleen kennismaken maar de meeste willen ons uitschakelen. Er zullen een aantal uitdagingen zijn met avonturen. Maar laten we eerst eens kennis maken met de rest:

Naam: Grace Mary Miller (Malin Mars)
Vroegere land: Tennessee, Amerika
Vaardigheden: Ze is heel er goed in Tekenen.
Wapens (kies er 1): Laserboost
Gaven: Op momenten dat ze het wil kan ze onzichtbaar worden.
Kleding(denk ruimteachtig): Ze draag eigenlijk normalen kleren. Dat kan ze omdat ze een raar laagje huid over haar normale huid heeft. Dat beschermt haar tegen ruimte lucht.
Uiterlijk(denk ruimteachtig): Ze heeft een bleke huid, maar door dat haar haren spier wit zijn zie je dat haar huid toch een beetje getint is. Haar ogen zijn super mooi blauw en die kan je zelf bijna nog zien in het donker, zo fel zijn ze.
Leeftijd: 16

Naam: Recil Feutar (Tim Klijn)
Vroegere land: Woonde in Italië, geboren in Canada
Vaardigheden: Kan heel erg goed verstoppen als het moet maar hij is ook heel goed in gesprekken met zowel aliëns als de rest van het heelal.
Wapens (kies er 1): Knots
Gaven: heeft magisch stemgeluid: als hij zingt (als hij zingt dwingt hij om tegenstanders er 2 seconden in een soort trance naar te luisteren) en hij is iets anders geëvolueerd als de rest van de aliëns (wij zijn aliëns de rest noem ik maar even levensvormen of organismen) daarom heeft hij bepaalde klieren onder zijn tong die de tegenstander , als hij tegen ze 'ademt'( je weet wel wat die rokers doen enz.) bedwelmt hij ze.
Kleding(denk ruimteachtig): Hij heeft een soort kameleonachtig ruimtepak aan ( pak dat van kleur verandert zodat je hem bijna niet ziet.) Hij heeft handschoenen die een beschermlaag hebben maar die dezelfde kleur hebben als de huid. En hij heeft zwarte laarzen die licht geven in het donker als hij dat wil
Uiterlijk(denk ruimteachtig): Zijn haar is spierwit door de vermindering van de zuurstof. Zijn huid is bleek door de kou en hij is gespierd.

Leeftijd: 17
Geslacht: Man
Naam: John Skelton (Isis Joling)
Vroegere land: Ierland
Vaardigheden: Heeft altijd te veel videogames gespeeld, kan nu met veel wapens overweg en kan zeer goed mikken. Heeft er geen moeite mee mensen of wezens neer te knallen.
Wapens (kies er 1): Mitrailleur
Gaven: Ziet alles gebeuren, kan door dingen heen kijken als hij wil. Daardoor kan hij snel op dingen reageren en niet ongezien aangevallen worden.
Kleding(denk ruimteachtig): Beschermende pakken met ingebouwde gameconsoles.
Uiterlijk(denk ruimteachtig): Bleke huid, lege groene ogen die totaal niet bij zijn gezicht lijken te matchen.

Leeftijd: 17
Geslacht: Man
Naam: Oliver Queen (Gjalt van Werkhoven)
Vroegere land: Starling
Vaardigheden: Heeft 5 jaar overleefd op een vijandig eiland, enorme survivaller, supersterk, vrijwel onmenselijke snelheid verkregen door dagen en maanden aan oefening.
Wapens (kies er 1): Bow & Arrow. Hij verzuimt de nieuwe wapens, want vijanden zijn daar op voorbereid. Hij heeft wel een hele hoop verschillende pijlpunten en snufjes in zijn pijlen gemaakt.
Gaven: Survival, Sterk, Boogschutter, zwaardvechter.
Kleding(denk ruimteachtig): Zie Foto;
Uiterlijk(denk ruimteachtig): Zie Foto;
Leeftijd: 25
*foto*

Naam: Pamela Holden (Romy-Aimee Staudenmaijer)
Vroegere land: Australië
Vaardigheden: Lang wandelen
Wapens (kies er 1): laserboost
Gaven: Ergens van afspringen en dan ''verdwijnen'' en dan weer ergens verschijnen (laat zo wel een foto zien van wat ik bedoel)
Kleding(denk ruimteachtig): Wit shirt dat altijd warm of koel genoeg is, linker arm zwart met rode metalen arm (het is eigenlijk alleen maar een plaat die op haar arm zit...) . Zwarte wijde broek met vakjes en laarzen tot haar schenen met veters (zal nog wel een keer een tekening maken van haar linkerschouder...)
Uiterlijk(denk ruimteachtig): groen en rood haar (gewoon groen en dan rode plukken) rode ''katten'' ogen, piercing in neus en onderlip, ijzeren platen die in haar nekwervels vast zitten en door lopen naar haar wangen en dan net onder haar ogen en aan iedere kant 10 cm voor de neus stopt. Kompas tattoo op haar rechterschouder.
Leeftijd: 16
geslacht: vrouw
Extra: Zegt ze altijd bij een afscheid: "Goed pad Zonnig spoor" niet dat het in het koude klimaat van toepassing is dat zonnige spoor...

Foto van haar gaven (tis wel een man die nu springt maar dit kan ze dus...), en daarnaast haar middel/nek arm.
*foto* *foto*

naam: Xelx Fearlock (Kevin Bye)
Vroegere land: Groenland
vaardigheden: overleven, als het om eten gaat overleeft ie wel. Hij leert heel snel met wapens omgaan, is aardig sterk.
wapens: kruisboog, in plaats van pijlen schiet hij een paar laserstralen
Gave: Hij is ontzettend snel
Kleding: zie afbeelding
Uiterlijk: als ie helm afdoet: *foto* ( eigenlijk heeft ie hem ooit verloren maar ja ), snee net onder zijn mond. Z'n pak doet ie verder nauwelijks uit, *foto* verder een paar brandwonden. Voor de rest bijna hetzelfde als een normaal mens. (brandwonden merk je op als je een straal van een kwal door je arm gaat, niet bepaald het fijnste wat je kan gebeuren)
Leeftijd: 18
Extra: Heeft een passie voor gitaarspelen, gewoon zelf muziek maken.

Heb je kennis gemaakt? Mooi, dan kunnen we nu beginnen met ons verhaal!
~I felt lost, 'til I met you~

Isis (Islington)
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 31-10-2013 16:53

Galactico Fraisa (GF) Deel twee

Bericht door Isis (Islington) » 02-11-2013 15:22

Recil Feutar
Ruimteschip-Izotzaneta

Langzaam draai ik me om en staar naar de brandende Aarde. Het is niet zo makkelijk omdat we nu gewichtloos zijn. Wat is het snel gegaan zeg! Amper een eeuw geleden was alles nog zorgeloos en nu bestaat de aarde uit gigantische kraters omdat al het zeewater is verdampt. De zee geeft haar schatten na miljoenen jaren nu pas vrij. Ook het hele land staat in de fik.
Ik staar naar mijn zes medepassagiers en we beseffen dat we gigantisch veel geluk hebben gehad. In plaats van de schone auto’s en fabrieken, zoals de regering ons de hele tijd voorhield, is er juist veel meer vervuiling gekomen. Alles voor de industrie, zouden de leiders zeggen. Zie hier het resultaat. Het enige bruikbare wat nog over is van de planeet is de zuurstof. Misschien kunnen we een systeem bedenken om het over te tappen naar ons ruimteschip dat we van de V.S hadden gejat. Ze hadden het al jaren klaar liggen omdat ze wisten dat dit zou gebeuren. Wisten zij veel dat het zó snel zou gaan. Iedereen zat te kreunen om water terwijl wij het ruimteschip jatten. Er pasten maar 6 mensen in en we waren precies met z’n zessen. Dan gilt er een meisje. Het is Ronnie en ze schreeuwt iets in het Amerikaans. Door een vertaal apparaat dat 60 jaar geleden door Einert Albstein is bedacht kunnen we het allemaal verstaan. Ze zegt iets over een gigantisch ding in de verte dat met enorme snelheid op ons af komt. ‘Einert had gelijk’ schiet het door mijn hoofd. ‘Een zwart gat bestaat echt.’
Dan wordt het aardedonker om ons heen. Het ruimteschip piept, er gaat een alarm af en we worden door elkaar geschud. Het wordt opeens ijskoud in het schip en we houden elkaar vast om zo veel mogelijk lichaamswarmte vast te houden. Na wat wel een eeuwigheid lijkt stopt het schudden zo abrupt dat we allemaal verbaasd naar het raam schieten. Het eerste wat we zien is een gigantische ster, 40 maal zo groot als onze eigen zon. Ik haal zonnebrillen uit mijn ruimtepak en gooi het naar de anderen toe. Weer één van Einert’s snufjes. Deze brillen houden zelfs het felste licht tegen. Dan zien we iets anders op ons af doemen. Het is sneeuwwit en heeft een ronde vorm. Dan zien we het scherper en roepen verrukt dat er ijs op ligt. En waar ijs is kun je water krijgen. Snel zetten we koers naar de planeet.

We zijn nu een paar jaar verder, de sneeuw is voor de helft gesmolten en we hebben ontdekt dat het zwarte gat in verbinding staat met de 2 zonnestelsels. We hebben de planeet Izotzaneta genoemd en hebben een connectie gemaakt om zuurstof over te tappen door gebruik te maken van het zwarte gat. Ik scharrel wat rondt in een van de meertjes op zoek naar vis. Die zijn eetbaar maar we moeten wel oppassen want ze kunnen bijten. Dan hoor ik een gigantische knal en kijk omhoog. Ik zie iets gifgroens op ons af komen en druk op een knopje. ‘jongens, we zijn niet alleen in het heelal’ zeg ik ‘er komen groene dingen op ons af. Wacht met het pakken van de wapens want misschien zijn ze ongevaarlijk.’ Dan schiet er een straal uit één van de groene dingen waarvan ik nu zie dat het een soort kwallen zijn. Ik druk het knopje weer in en zeg ‘Negeer eerdere verzoek. Ze vallen aan.’ En ik pak de knots die ik altijd bij me heb…
Xelx Faerlock

Ik hoor Recil’s oproep, meteen grijp ik naar mijn kruisboog die aan mijn rug hangt terwijl ik hout sprokkel. Ik laat al het hout vallen en kijk naar boven. Een aantal groene wezens die op kwallen lijken doemen op in de lucht.

Ik deins achteruit van de grootte van de groene kwallen, en net op tijd want recht voor me schiet een enorme groene lichtstraal de grond in. Recil had gelijk, die beesten zijn gevaarlijk! Ik leg mijn oog op de loop van mijn kruisboog en kijk door de scope. Verdomme, waar zat het hard van zulke beesten ook alweer. Een paar jaar geleden had ik dit nog op school geleerd, maar dankzij dat zwarte gat zijn we hier beland en heb ik mijn studie niet af kunnen maken. Nog steeds mijn ogen op het beest gericht druk ik met mijn vinger op het knopje en er schiet een rode lichtstraal de lucht in op weg naar een van de groene wezens. Een luid gekrijs, ik laat mijn kruisboog vallen en druk mijn handen tegen mijn oren. Ik druk het knopje op mijn armband in, ‘’Recil, hoe maken we die beesten af? Als we hun niet afmaken maken ze ons af!’’ gil ik richting de armband, proberend boven het gekrijs uit te komen. Ik hoor iets uit de armband, geruis. Meer niet, alleen een ruw geruis. Het is moeilijk te horen, ik kan er niet uit opmaken wat er gezegd wordt maar volgens mij zit Recil in de problemen. Ik raap mijn kruisboog van de grond en zet het op een lopen, ik ren richting het meer waar we ooit terechtgekomen waren. Misschien is Recil daar, anders moet hij het ook op een lopen hebben gezet. Ik glijd van schaduw naar schaduw in de hoop dat de kwallen me niet zien, als ik geluk heb ontwijk ik een paar stralen. Daar schieten alweer een paar groene stralen naar beneden, ik heb nog net de tijd om eentje te ontwijken maar de andere raakt mijn rechterarm.

Ik slaak een kreet en val op de grond, een helse pijn schiet door pijn arm. Het pak is half verkoold en net niet door mijn arm gegaan, ik heb geluk gehad. Maar mijn armband niet, ik kijk naar de restanten en zie dat hij helemaal opengereten is. Verdomme, het snufje dat ik jaren geleden heb gehad is nu helemaal nutteloos, hoe ga ik dit aan de andere uitleggen. Als ik ze ooit nog terugvind, deze planeet is gigantisch. Ik sta op en vervolg mijn reis naar het meertje waar ik Recil het laatst had gezien, ik hou mijn linkerhand op mijn rechterarm. Het doet nog steeds pijn, het zal wel een litteken worden of zo. Af en toe zie ik stralen naar beneden schieten, ik kijk terug de lucht in en zie een paar naar beneden komen, gigantische tentakels komen steeds dichterbij. In de verte zie ik al de opening vanwaar ik alleen een open veld hoef open te steken om bij het meer te komen. Veel verder hoef ik niet om bij de opening te komen. Zal ik het redden tot het meer en met de andere proberen te overleven?
Grace Mary Miller

We wonen nu al een paar dagen op onze nieuw planeet. Alles gaat goed. Iedereen houd zich aan zijn werk en elke dag overleven we. Toen ik nog op aarde leefde en ik te horen kreeg dat ik mocht gaan verhuizen was ik daar gelijk bang voor. Ik wist dat de aarde aan het sterven was, maar ik was ook bang voor de nieuwe planeet en wat die allemaal bracht. Wat wisten wij nou van Izotzaneta? Er was 1 iemand naar toe gegaan voor onderzoek, maar dat was het. En wat kan één man nou onderzoeken? Misschien wonden er wel hele enge wezens. Misschien… gelijk duwde ik die gedachten weg. Ik wilde het niet horen en ik kreeg er alleen maar rillingen van en nachtmerries. Maar toen. Mijn nachtmerrie kwam uit.
‘Jongens, we zijn niet alleen in het heelal,’ hoorde ik Recil zeggen door mijn oortje. Die hadden we altijd bij ons. Zo konden we elkaar altijd bereiken en was het dus veiliger want als je verdwaalt was of als we zoals nu werden aangevallen werden we gemakkelijk gewaarschuwd en kunnen we snel toe slaan. Dit alles hadden we gezamenlijk besproken in het ruimteschip. ‘Er komen groene dingen op ons af.’ Gelijk pakte ik mijn Laserboost en klop hoger in de Naaldenboom waar ik even aan het uitrusten was. Een groot ruimte schip en tien kleinere ruimteschepen kwamen op ons af.
Ik richten mijn Laserboost op één van de kleine schepen (mijn wapen zal niet sterk genoeg zijn om het grote schip te vernietigen, maar de kleinen hadden nog wel een kans). Ik mikte en een straal blauw kwam uit mijn Laserboost. Na 20 seconden was het schip ontploft en vlogen er tientallen groene wezens uit het schip. Maar wat ik niet in de gaten had was dat ze super snel waren. In die 20 seconden waren ze al super dicht bij en kon je de wind in je haren al voelen.

Xelx Faerlock

De tentakels komen steeds dichterbij, door het dichte bladerdek zie ik een aantal ruimteschepen op onze planeet afkomen. Een aantal kleine en een paar grotere, ergens in de verte zie ik een blauwe straal een ervan vernietigen. Alleen de groene kwallen overleven die explosie, de rest van het ruimteschip lost op in de atmosfeer. Ik volg de afkomst van de straal, ergens verderop kwam ie vandaan, ook niet echt dichtbij het meertje. Het konden maar twee mensen zijn die een wapen hebben met ’n blauwe straal, de mijne heeft namelijk een rode straal. ’t was Pamela, of Grace. Beide hadden een laserboost als wapen genomen, ugh, die twee moesten ook hetzelfde wapen nemen. Net nu mijn communicatie apparaatje het niet meer doet. Mijn arm doet nog steeds ontzettende pijn, met die brandende pijn kan ik niet meer zo goed schieten. De opening richting het meer komt steeds dichterbij. Verdomme, doorns, ik weet niet of deze gevaarlijk zijn. Als ze door mijn pak komen raak ik dadelijk nog vergiftigt. Ik zoek naar mijn mes aan mijn riem. Verdomme, die moet ik net ook al hebben laten vallen vanwege paniek dat die beesten me misschien zouden doden. Het is helemaal dichtgegroeid en eromheen gaat tijd kosten, tijd die ik niet heb. De tijd zou me m’n leven kunnen kosten als ik niet opschiet. Ik klim de dichtstbijzijnde boom in, wanneer ik even uitrust en achter me kijk zie ik de kwallen ontzettend dichtbij komen, tijd om uit te rusten was er dus niet. Ik spring via de boom over de doornen maak een sprint naar het meer dat aan de horizon ligt, nog nooit heb ik zo hard gerend. Behalve bij sommige trainingen op school, ben ik even blij dat ik op een militaire school zat. Die conditie komt me nu mooi van pas. Mijn instincten staan op scherp, voelen precies aan wanneer ik moet duiken of weg moet springen van waar ik sta. Op dit soort momenten is mijn instinct het enige waar ik op vertrouw, het is het enige wat me in zo’n situatie kan redden. Ik zie een paar ruimteschepen richting het meer gaan, zouden de andere daar al zijn? Zouden ze omsingeld zijn? Leven ze überhaupt nog???

Pamela Holden

"Pamela? Waar ben je?" Grace's stem dringt tot me door. Even kijk ik om me heen. Oh ja... ik had dat oortje in.
"Bij een van de vele meren" antwoord ik sarcastisch."Je moet daar weg, er zijn een aantal 'groene kwallen' hier en die zijn niet bepaald ongevaarlijk" Ik frons en kijk rond. "Ik zie toch echt alleen maar vissen en krabben in de meertjes hoor" zegt ik als ik in een meertje kijk."In de lucht sukkelin!" Ow... Ik zie wat in de weerspiegeling van het water en kijk op. Een grote groep groene kwalachtige beestjes komen mijn kant op. Shit... Ik spring op. Wat stralen ketsen af op mijn ijzeren platen en mijn armplaat. Die dingen zijn toch nog handig. En ik denken dat ze alleen voor de sier zijn. Ik sprint weg en probeer mijn laserboost van mijn rug af te halen. "Pamela? Ben je daar nog?!" "Ja..." Ik sprint over wat velden heen en schiet het bos in.
"Ik word achter volgt, Ik ben nu in het bos... heb je tijd om even mijn gids te spelen? Zo ja waar moet ik heen voor de afgrond?" zeg ik zo snel als ik kan.
"Ergens aan het eind van het bos. Achter het ravijn ligt een ijsvlakte dat weet je hopelijk" "Dankje Grace"
"Wat ben je van plan?" "Geen tijd om het uit te leggen, oh my whaa!" Ik spring op zij en rol daarna een aantal meter over de grond. Rot beesten. Ik kijk naar de grond dat is geraakt. Het rookt helemaal. Meteen ren ik naar de uitgang van het bos als ik die kan zien."Pamela? Leef je nog?" "Ja, en noem me toch niet steeds Pamela, ik heb ook een bijnaam""Sorry Pammie" Ik zucht."Niet die... " "Oké Pam ik snap hem" "Dankje."
Waar is de uitgang? Oh... Voor mijn neus... Ik ren naar de afgrond. Laat me alsjeblieft naar Grace of een van de anderen gaan. Alsjeblieft? Ik neem een aanloop en spring de afgrond in. Binnen een paar seconden ben ik ergens waar ik niet weet waar het is. Ohw... Dus nu moet ik ze gaan zoeken lekker dan... "Jongens?! Waar zijn jullie?!" schreeuw ik voor dat ik begin te lopen.

Xelx Faerlock

Ergens hoor ik iemand schreeuwen, vanaf hier moeilijk the herkennen. Het is een eind verderop, niet richting het meer, het wijst dieper het bos in. Iemand roept de hele tijd de namen van het groepje met wie ik hiernaartoe ben gekomen. Ik luister aandachtig en het valt me op dat elke naam genoemd wordt behalve die van Pamela. Oké, dus waarschijnlijk is Pamela dieper in het bos, maar waarschijnlijk zijn Recil en de andere bij het meer in de verte. Alleen zouden we met z’n allen meer kans maken tegen die griezels dan als we iemand aan zijn lot overlaten. Ik besluit dus maar dieper het bos in te gaan.
Weer kom ik overal doornstruiken tegen, klim dan in een boom en spring erover heen. Na een paar keer dit te herhalen gaat het steeds sneller. Ik waag het zelfs om zo over een doornstruikje heen te springen. Duiken en een koprol erachteraan, steeds sneller en hogere struiken spring ik overheen.Ik heb geen idee hoe diep ik nu in het bos ben. Het schreeuwen komt steeds dichterbij, ik zoek in de lucht naar de schepen en losse kwallen maar hier zie ik er een stuk minder. Als degene die schreeuwt nou iets minder hard roept zouden ze het niet eens opmerken. Een paar komen mijn kant op, ik duik snel de bosjes in en wanneer ze even boven mijn hoofd rondcirkelen zie ik ze alweer weggaan. Ik heb het gevoel dat ik heel dichtbij het geluid ben, voor de zekerheid pak ik mijn kruisboog van mijn rug en blijf zo stil mogelijk op de grond liggen, doodstil tot degene die het geluid maakt voorbij komt. De bosjes voor me bewegen, bladeren vallen. Mijn kruisboog op het bosje gericht, leg mijn oog op de scope en wacht op het naderende noodlot.

Recil Feutar
Izotzaneta

Ik duik weg en richt mijn knots op de kwallen. Dat ze ons nog niet door hebben blijkt uit hun systematische gecirkel. Dan duiken er een paar naar een bos en er verschijnen nog meer kwallen. Dit is het juiste moment. Ik pak mijn knots, druk op één van de knopjes en maak een armbeweging. Messen schieten als miniraketten uit de punten en doorboren er een paar. Ze vallen in het water en lossen op. Ze zijn tenminste sterfelijk. Even verderop zie ik een rode lichtstraal omhoog schieten. Het raakt een paar kwallen en er barst gekrijs los. Die beesten storten neer en bewegen niet meer. Dan schieten er een paar kwallen stralen naar beneden. Er komt er één 20 meter van mij neer en ik voel een soort getintel die mijn armen voor 2 seconden verlammen.
Lekker dan. Na 2 seconden richt ik mijn knots weer op, druk op een ander knopje en er komt een soort rode mist uit. Het zoekt de kwallen op en verblindt ze. Door de brillen kunnen wij het echter zien en ik hoor een verbaasde kreet van opzij als ze tegen elkaar aanbotsen. Grace staat 50 meter verderop en snapt er niets van. Met haar Laserboost schiet ze echter zonder aarzelen de kwallen uit de lucht. Ze spreekt in haar apparaatje en ik hoor haar tegen mij zeggen of de anderen oké zijn. ‘Ik sta achter je slimmerd’ zeg ik sarcastisch maar ik hou er meteen mee op als er weer stralen naar beneden komen. Één daarvan raakt mijn apparaat en het ontploft. Het heelt zich weer vanzelf maar er blijft een ruis achter. Het brandt echter niet door mijn pak al voelt mijn arm vreemd aan. Ik ren naar Grace toe en samen gaan we die monsters te lijf. Waar de anderen zijn? In leven, hoop ik…


Xelx Faerlock

Iets komt langzaam door het bladerdek van het struikje, ik wilde net opkijken toen ik mijn armband hoorde ritselen. Ik hoorde geruis, maar het was iets. Hij deed het dus nog, gelukkig. Ik heb net gemist wat er door de struiken ging vanwege dat ik zag dat mijn armband tenminste iets ontvangt. Misschien lag het aan waar ik was, was de armband even buiten westen ofzo. Ik hoorde wel een bekende stem uit het armbandje, HET WAS DIE VAN RECIL! Een stem die geruis maakt, raar maar ik kon het er toch door horen. Ik zie de gestalte verder de bosjes inlopen, hmmm, camoufleren kan ik dus goed zo te zien.Diegene heeft me niet eens opgemerkt terwijl ik hier blij zit te doen dat mijn armband het weer deels doet. Ik probeer iets in de armband te zeggen in de hoop dat ze me horen, zinloos want ik hoor zelf alleen geruis, laat staan wat hun horen. Ik sta langzaam op uit het bosje waar ik zelf in verborgen zat en loop stilletjes achter de gestalte aan. Iets kleiner dan ik, brede schouders, maar ziet er niet zo sterk uit. Maar ook weer niet dat ik het 1, 2, 3 af zou kunnen maken.
Als het Pamela was zou ik voor schut staan en een preek krijgen waar ik na een paar minuten al verveeld na raak, maar als het een of ander monster van deze planeet was zou ik nog eens flink in de problemen kunnen komen…Ik waag het er maar op, ik zoek een stok die hopelijk hier ergens ligt. Zoek naar een goede scherpe stok, eentje waarmee je makkelijk kunt doden als het nodig is. Bingo! Een langere stok, die je net zo goed als speer kunt gebruiken ligt daar zo voor het oprapen, alleen net iets te lang voor zo’n overvalletje. Ik pak de scherpe punten van mijn kruisboog (achterkant van de boog die erop licht is bekleed met kartels, handig om te snijden), en snij een stuk er vanaf zodat ik het als mes kan gebruiken.Ik hang mijn kruisboog weer netjes achter op mijn rug en sluip dichterbij. Diegene voor me moet wel doof zijn om me niet te horen, mijn laarzen maken wel geluid, ook weer niet veel maar iemand die zelf stil door de bossen loopt hoort dit wel. Ik ben dichtbij, als ik nu een sprintje trek zou diegene het pas op het einde merken en dan is het al gedaan. Ik waag het erop en trek het laatste sprintje, mijn linkerhand sluit zich om de mond(gelukkig heb ik ijzeren uitrusting aan, dus ook handschoenen) terwijl mijn rechter het mes naar de keel brengt en het er stevig tegenaan houdt. ‘’Wie je ook bent, hou je rustig, anders maak ik het hier ter plekke af’’ zei ik zo zacht mogelijk tegen diegene, nog steeds niet wetend wie het is…

Grace Mary Miller

Samen ga ik met Recil de strijd aan tegen de groene kwallen. Ook al zijn wij in de minderheid we zijn sterker met onze gaven. Ik ben sneller en onzichtbaar. Ik ren zo stil mogelijk tussen de kwallen door en maak ze 1 voor 1 allemaal harteloos af. Recil doet het ook slim, hij klimt in de boom en schiet ze daar allemaal 1 voor 1 uit de lucht. Soms moet ik uit kijken dat ik er geen op mijn kop krijg. Na enkele minuten sta ik stil. Ik klim ook in de boom en sta daar onzichtbaar kwallen te doden terwijl ik naar Pam luistert. Ik vertel haar over de kwallen en dat ze zo snel mogelijk bij het meer weg moest. Dat was haar opdracht zij moet Oaka vissen vangen voor het avond eten. Ik vertelde waar ze naar toe moest en dat ze daar zich zelf maar moest gaan verdedigen.
Na 2 minuten viel de verbinding weg. 'Verdomme!' Roep ik. Recil kijkt me aan waardoor hij bijna zelf wordt geraakt. 'Wat is er?' schreeuwt hij vanuit een andere boom. 'Pamela' verbinding is weg! Misschien is er wat gebeurd. We moeten naar het Oakameer!' Roep ik en ik word weer zichtbaar. Dat is makkelijker om te praten.
'Oke Grace, we moorden deze kwallen even uit en dan gaan we Pam zoeken!' Dat uitmoorden was makkelijker gezegd dan gedaan. Ze bleven maar komen en er leek geen einde aan te komen. We moesten met een ander plan komen.

Xelx Faerlock

‘’Als ik m’n hand weghaal, beloof je niet te gaan schreeuwen?’’ zeg ik zachtjes tegen het rare figuur voor me. Voor me gaat het hoofdje een paar keer op en neer. ‘’En als je toch gaat schreeuwen lig je hier binnen de kortste keren bloedend op de grond, begrepen?’’ dit keer ben ik serieus, als ie nu ging gillen of schreeuwen zouden de kwallen het merken en ben ik er geweest. Al heb ik die groene beesten al een tijdje niet meer gezien, of ik moet blind zijn. Voorzichtig haal ik mijn hand van het figuur d’r mond af. Ze draait zich met een ruk om en ik zie het gezicht van Pamela dat niet al te blij kijkt.‘’herken je me niet eens aan mijn gekleurde haar!’’ schreeuwt ze, zo te zien vindt ze dit niet zo heel fijn. Nou ja, ik vind het ook niet fijn als iemand een mes op mijn keel drukt. Al had ze wel gelijk, ik had aan haar groene en rode haar kunnen zien dat zij het was. ‘’Stom van me, maar ik kan ook wel ‘ns een foutje maken hoor’’ zei ik op een piepende toon, om er nog een beetje een geintje van te maken. Helaas zag zij het niet als een geintje. Ze begint uit het niets te hoesten. ‘’Gaat het?’’ vraag ik maar ze wijst het gebaar om te helpen af. ‘’Die muffe handschoen van je, kun je dat pak niet eens een keer uittrekken. Of voor mij apart eens een keer wassen!’’ krijg ik naar me toe gesmeten. Ik ruik aan mijn pak, ze heeft helaas gelijk. Voor de zoveelste keer vraag ik me af waarom vrouwen altijd gelijk willen, veel kun je er niets aan doen want ze zijn gewoon allemaal koppig. Ik trek mijn ijzeren handschoenen uit en hang ze aan een uitstekende tak, maak een paar riempjes los van mijn gepantserde mouwen en schuif ze voorzichtig los. Mijn hele pak zit door riemen aan elkaar verbonden, onder elkaar door geschoven en vast geklikt. Ik maak alle riempjes aan mijn pak los en doe het bovenstuk van mijn pak uit. Gelukkig heb ik een T-shirt eronder zitten, niet erg heel speciaal alleen met een logo van de marine erop. En natuurlijk een groen bruin patroon, het loopt helemaal door elkaar heen en op mijn linkerborst een logo van de marine. ‘’Da’s al beter’’ zegt ze, gelukkig is ze nu ietsjes rustiger maar nog steeds chagrijnig en hoest nog af en toe. Helaas blijft de lucht nog wel naar zweet ruiken, jammer genoeg was dit het enige dat ik bij had. Met een paar shirtjes en broeken, maar meer ook niet. ‘’Je kunt nu gaan zeuren over dat mijn pak stinkt, maar volgens mij hebben Recil en Grace een beetje hulp nodig Pam.’’ Zeg ik en ik por haar in haar zei ondanks dat ze druk bezig is van de schrik te bekomen.
Met een zucht komt ze mee, tussen de bladeren door propt ze nog wel eens een handvol bladeren in mijn T-shirt die blijven haken. De omgeving hier is helemaal bebost, een uitgang is moeilijk te vinden en toen ik op Pamela aan het jagen was, was ik helemaal vergeten van waar ik kwam. We moeten nu dus in het niets een goede gok wagen welke kant we op gaan. Doen we dat niet en kiezen we de verkeerde lopen we het risico zelf dood te gaan, en riskeren we ook de overlevingskans van Recil en Grace…

Pamela Holden

Verekte idioot dat het is! En hersenen heeft ie ook al niet...
"Dat weet je zo! Kijk net stond ik zo. Ik draai me om zo dat ik weer in de positie stond zo als net."
"Jij kwam van de kant op waar ik met mijn rug toe stond dus je kwam van die kant af!" Ik draai me om en wijs naar de struiken. "Zo simpel is het, kom op bitch we gaan de rest zoeken... zijn Oliver en John al op de hoogte gebracht?" "Ho eens even... jij bent hier de bitch" "Dat weet ik net zo niet hoor" Ik hoor hem wat mopperen terwijl ik door de struiken heen probeer te lopen... "Waarom zijn hier nou geen ravijnen?!" mopper ik. "Dan was ik er veel sneller" "Jij met je ravijnen" "Wat? Ontken je dat het sneller is dan lopen? Tut tut tut, domme jongen" Hij word volgens mij een beetje nijdig, nou ja... Had ie dat speer mes ding achtig iets maar niet op mijn nek moeten leggen.

Xelx Faerlock

En zij noemt mij een bitch? Ugh, alleen omdat ik een mes op haar keel zet. Op een rustig drafje proberen we de weg terug te vinden naar het meer, waar Grace en Recil als het goed is nog steeds met een groot aantal kwallen aan het vechten zijn. Wel een paar eigenaardigheden hier, bomen zijn hier veel donkerder dan toen ik op de loer lag, wachtend op Pamela. ‘’Weet je zeker dat we de goede kant op gaan Pamela? Toen ik hier op de loer lag waren de bomen een stuk lichter…’’ brulde ik, eerst zij mij verbeteren en dan ook nog eens de verkeerde kant op gaan, veel gekker kon het toch al niet worden. ‘’Dat komt omdat je van de andere kant afkomt idioot!’’ roept ze terug.Misschien heeft ze gelijk, ik kijk achterom en zie dat de bomen inderdaad een stuk lichter zijn. Waarschijnlijk valt het licht aan deze kant meer erdoorheen dan aan de andere kant, nu geef ik haar alleen maar kansen om me te dissen. Veel zin heb ik daar nu niet in, we zijn omringt door duizenden kwallen in de lucht, dus grapjes tussendoor worden alleen maar irritant. Een kwal komt gevaarlijk dichtbij en ik grijp mijn kruisboog terwijl Pamela naar haar laserboost grijpt. ‘’Nee Pamela, deze is voor mij, wedde ik krijg hem in een schot neer?’’ waarop Pamela gelijk op zo’n tutstemmetje antwoord ‘’Ik wet niet Xelx’’ en steekt haar tong uit. Ugh, ik haat het als ze dat doet. Alsof ze altijd maar gelijk heeft, en dat heeft ze dus niet. Ik duw haar handen omlaag waarin ze haar laserboost vasthoudt. ‘’Ik zei toch, deze is voor mij’’ zei ik, deze keer iets harder, al was mijn toon aardig serieus en ik had het even niet op grapjes.Ik zet de schoudersteun van mijn kruisboog tegen mijn schouders aan en leg mijn op de loop en kijk door de scope richting het beest. Vorige keer lukte dit niet, misschien als ik het op een of andere manier op een zwakke plek raakt, dat het beest naar beneden valt en Pamela en ik het alsnog af kunnen maken. Die kans was klein, wat zou de zwakke plek van een kwal zijn? Ik waag het erop en schiet zo precies mogelijk in het midden van zijn lijf…

John Skelton

Ik ben net rustig door het bos aan het wandelen en de bijzondere sterrenhemel van hier aan het bestuderen, als mijn zicht plots verpest word door een zwerm groene gelatinekwakjes. Kwallen. Zo snel ik kan grijp ik mijn mitrailleur en knal ze snel neer. De beesten hebben niet eens in de gaten dat ze aangevallen worden! Snel speur in de omgeving af, en ik zet mijn 'zoekblik' op. In de verte zie ik vaag hoe iemand met een boog de kwallen beschiet. Verder reikt mijn blik niet. Ik besluit om maar random rond te gaan lopen, kwakjes neer te schieten en mensen te helpen als ik ze tegen kom. Snel zet ik mijn gamebril op, waardoor alles lijkt te veranderen in een 3D-game. Ik neem één van mijn ingebouwde afstandsbedieningen, en ga op virtuele jacht...

Plots zie ik iemand wild met zijn of haar armen zwaaien. 'Pamela!" schreeuw ik, en meteen zet ik de gamebril af. Alles ziet er nu een stuk slechter uit, en er dringt rook in mijn ogen. Ik moet een paar keer knipperen voordat ik weer kan zien. Met één van mijn consoles spuit ik water in het rond. Helaas wel zout water, maar het blust. In mijn ooghoek zie ik Xelx een beetje onhandig bomen omhakken om het verspreiden van de brand te voorkomen. 'Hopeloos...' mompel ik, terwijl ik de brandende cirkel binnen sjees en een arm om Pamela heen sla. 'Rustig aan, volg mij!' zeg ik tegen haar. 'Kan niet, ik zit vast!' schreeuwt ze in mijn oor. Ze is duidelijk in paniek. Met een andere console maak ik haar los door laserstralen. Nu grijp ik haar arm en kunnen we weg. Xelx heeft inmiddels de verspreiding van de brand gestopt. Snel help ik hem om de brand helemaal te blussen. Ik wil net weer weg gaan, als Pamela gilt: 'Kijk daar, kwallen!' Helaas heeft ze gelijk, boven onze hoofden vliegt een zwerm paarse gelatinekwakjes. Zo snel ik kan geef ik Pamela één van mijn consoles, en begin met mijn eigen mitrailleur te schieten. Ook Xelx voegt zich bij ons, en begint de paarse gevallen neer te halen. Overal om ons heen klinkt het alsof een baby met een lepel in een pudding slaat, en geloof me, dat is vies! Gelukkig duurt het niet heel lang, en de eerste lijken beginnen al pruttelend op te lossen. Ik neem Pamela weer bij haar arm en sleep haar mee. Ik gebruik mijn wegwijzende console, die ik ooit voor een stel scouts heb gemaakt, maar nooit heb gegeven. Er zit onder andere een kompas in, dat ik aan onze planeet heb aangepast, en een soort plattegrondgeheugen, dat elke vierkante centimeter onthoud waar ik geweest ben, en dat in kaart brengt. Volgens het kompas (met afstandsmeter) zijn we hooguit een kilometer van onze kampeerplaats verwijdert. Snel zeg ik dat ook tegen Pamela en Xelx. We zetten het nu op een rennen. Ik zoek met mijn "zoekblik" alvast of ik het kamp of de anderen zie. Maar behalve Pam en Xelx zie ik niemand. Pam pakt mijn hand vast en roept: 'Niet zo snel, ik kan niet meer!'. Ik minder vaart, erg veel zin heeft het toch niet als ik het kamp nog niet kan zien. Xelx kijkt een beetje raar naar Pam en mij, alsof er iets achter ons is of zo. Snel draai ik me om met mijn mitrailleur in de aanslag, maar ik zie niks...

Xelx Faerlock

Het schot plaatst zich recht in het midden van de kwal, precies waar ik mikte. Groen slijm kwam uit het beest, toen ik zag dat het beest helemaal onder het slijm zat schoot ik zo dicht mogelijk waar ik voorheen schoot. Het schot ging recht door het dier heen, de straal kwam er aan de achterkant uit. Na mijn tweede schot was het even wachten, maar na een paar seconden knalde de kwal uit elkaar. Groen slijm viel overal op de grond, als de andere dit niet zagen! Een stukje terug zie ik Pamela onder een boom schuilen, voor haar lijkt dit net op bloed, alleen dan van een kwal. ‘’Moest dat nou Xelx?’’ vroeg ze aan me, weer die chagrijnige stem die alleen zij op kan zetten. ‘’Nou ja, het is in ieder geval weer eentje minder.’’ Een ander antwoord kon ik niet bedenken. Ik stond daar maar, nog steeds gefocust op de plek waar ik schoot, en helemaal onder het slijm. ‘’Pamela… weet jij waar een rivier is? Mijn pak is een beetje vies.’’ Maar het enige wat ik terugkreeg was ‘’Het is maar wat slijm, jij schoot die kwal toch neer, eigen schuld.’’ Ik snapte het niet “maar wat slijm”, zij zou het anders ook vervelend vinden als het ‘’bloed’’ van een raar wezen op je pak zat. Ik zocht naar een beekje in de buurt, keek overal om me heen en zag Pamela naar me lachen. Ze vond dit blijkbaar erg grappig, ik dus niet en had de neiging mijn kruisboog te pakken en een schot vlak naast haar te plaatsen. Eens kijken wie er dan lacht. Ze bleef maar lachen. Nu pakte ik mijn kruisboog en draaide me om, ze schrok. Ik richtte mijn kruisboog net de boom waar ze tegenaan leunde en loste één simpel schot, had ik beter niet kunnen doen. Pamela stond op van de boom en schreeuwde dat de boom gloeiend heet werd, wist ik veel.
Pamela rende weg van de boom, richting mij, alsof ik wist wat ik moest doen. Maar goed dat ze was weggerend, de boom vloog een paar seconden later in de fik. De warmte verspreidde zich en al snel vlogen er meerdere bomen in de fik, ik zocht nu nog meer dan ooit naar een beekje. Misschien was dat slijm wel licht ontvlambaar, dan was ik er geweest en omdat Pamela achter me aan rende bracht ik dus ook haar in gevaar. Ik rende even een stukje verder, ik stopte. ‘’Pamela… dit stukje ken ik, ik weet dat hier een beekje is en zal proberen het verspreidden van de vuurzee minder snel te laten gaan. Dat ga ik alleen doen, ren het bos uit, ik breng jou in gevaar. Wat nou als dit slijm of bloed licht ontvlambaar is. Ik sta stil, vlieg in de fik en jij botst tegen me op. Ik breng jou niet onnodig in gevaar!’’ ik keek haar aan en zo te zien vond ze dit niet leuk, haar blik zei bijna hetzelfde als wat ik dacht. “als je het maar laat” Ik keek haar nog even aan en liep naar het beekje wat ik zogenaamd kende terwijl ik schreeuwde dat ze moest maken dat ze wegkwam. Even later kwam ik toch bij het beekje aan en waste het slijm van mijn pak af, voelde toch al een stuk beter. Ik kon me vrijer bewegen, alleen wel 1 nadeel, nu is Pamela weer alleen. Ik zoek naar een drukspuit op mijn arm. Pomp hem vol met water en zoek naar een houten stok en een scherpe steen. Bind ze met lianen aan elkaar vast en begin overal bomen om te hakken, vooral waar het water niet aan grenst. In mijn rugzak graai ik naar een lang snoertje, trek de stroomdraden eruit en probeer hem aan te sluiten op mijn drukspuit, verder leg ik het andere einde in het water. Al een paar bomen zijn gekapt, de vuurzee komt steeds dichterbij. Ik spuit een stuk onder met water en het word meteen moerassig, bomen spuit ik voor de zekerheid ook nat. ik kijk naar de meter naast de drukspuit, ik kan misschien nog een aantal bomen redden als ik op tijd ben. Ik ren richting de vuurzee en zie in het midden iets bewegen. Ik had haar hulpkreten nooit weten te plaatsen, maar nu zag ik dat Pamela vastzat.

Xelx Faerlock

Ik zag iets bewegen, net achter John en Pam. Toen ze zich eenmaal omdraaien was er niets meer van te zien. Iets zat op ons te loeren, wachtend totdat we even niet oplette. Met mijn kruisboog op de bosjes gericht liep ik door John en Pam heen. Natuurlijk dachten ze dat ik gek was, niet gek, ik liep met een kruisboog op een vreemd bosje af. Gek genoeg trok John ook zijn wapen, hij liep me langzaam achterna. ‘’Wat is er Xelx?’’ vroeg ie aan me, hij was niet bang, dat was hij nooit. En toch klonk zijn stem anders dan normaal, zelf was ik ook niet zeker van mijn zaak. Alleen Pamela stond daar maar te kijken, ‘’What the fack zijn jullie nu weer aan het doen?’’ riep ze naar ons en lachte me uit. Als wij straks haar leven redden ga ik haar zo hard uitlachen dacht ik bij mezelf en vervolgde mijn toch naar het bosje. Ik spreidde mijn armen om John tegen te houden, Pamela kwam aanlopen en duwde mijn arm weg. ze keek recht in de groene ogen waarvoor ik wilde dat ze wegbleven. Ik en John liepen achteruit, terwijl Pamela bleef staan. Half verdoofd omdat ze recht in de groene ogen keek, bij de bomen verdween de bruine kleur, ook die van de bladeren werd zwart. Weet niet hoe het kan maar het beest staat opeens achter me, ik draai me in een ruk om en gebruik mijn kruisboog om de poten van het grote beest af te weren. Ik weet niet wat het is, maar het is er niet een als ik meerdere ogen zie. In de struiken voor Pamela zit er nog een, hier bij mij en aan de zijkanten zie ik er een stel door de bosjes lopen. Ik geef een trap naar het beest met mijn metalen schoenen en het zakt deels in elkaar, logisch zijn z’n ribben zwak, de beesten waren mager en alleen de voorpoten waren STERK. Ik draai mijn hoofd om en zie dat Pamela nog steeds verlamd stil staat, ‘’Pamela, maak dat je weg komt!’’ schreeuw ik naar haar wanneer ik de wolf zie dat hij een sprong wilt maken. Even laat ik mijn kruisboog vallen en ren naar Pamela, duw haar aan de kant, ze valt op de grond. Ik zie het beest recht op me af komen, ik heb geen bescherming niets, alleen het gigantische beest dat met zijn voorpoten al bijna mijn borstkast raakt.
Ik vlieg achteruit, de poten raakten mijn borstkast hard en de kracht duwde me een stuk verderop. Daar lig ik dan, weerloos tegenover een beest dat bijna net zo groot is als ik ben. Het beest komt op me af gesneld, ik zie Pamela weerloos in een hoekje liggen(nog steeds verlamd) en John probeert zelf ook nog een wolf op afstand te houden. Ik zoek aan mijn riem nog iets wat me kan redden, misschien had ik mijn mes onderweg verloren, want nu ik hem nodig heb kan ik hem niet vinden. Het beest staat bovenop me, zijn poten drukken op mijn bovenarmen, zodat ik er nu geen kracht meer op kan zetten. Hij ontbloot zijn tanden en probeert ze in mijn nekken te zetten, het enige wat bij me opkwam is dat ik hem een kopstoot geef. De wolf springt huilend achteruit en gromt boos, met zijn achterpoten zet hij zich af en zie de gestalte alweer op me af komen. Ik zie een kans toch nog te overleven; ik trap hem in zijn maag, wanneer de wolf op de grond slaat rolt hij opzij. Ik zie mijn kruisboog liggen, zet hem tegen de wolf aan en haal de trekker over. Het enige wat ik nog zie is wolven die mij, Pam en John omsingelen, terwijl John al in gevecht is en Pamela nog steeds verlamd op de grond ligt. We weten in ieder geval al 1 ding: in de ogen van de wolven staren verlamd je…

Pamela Holden

Shit... Had ik nu maar niet zo nieuwsgierig in die verekte ogen gekeken. Verlamd staar ik terug, het enige dat ik dan ook kan doen. Xelx duwt me weg als dat mormel wil springen. Nou fijn... nog wat schrammen er bij dat kan ook nog wel. John is ook nog aan het vechten tegen die wolven. Ze doen me eerder denken aan losgeslagen wilde honden. Vijf minuten lang lig ik verdooft op de grond en zijn Xelx en John bezig met die wolven. Zodra ik me weer een beetje kan bewegen sta ik met wat moeite op. Ik neem mijn laserboost van mijn schouder af en probeer zo goed als mogelijk te mikken. Wat haast niet gaat om dat ik wat wazig zie. Shit... mis, ik schoot in de schouder van het beest. John maakt hem verder af nu hij op de grond ligt. De Wolven proberen ons aan te kijken ik knijp mijn ogen stijf dicht en open ze daarna weer om naar hun poten te kijken. Als ik die er nu eens afschiet? Mijn zicht is toch al weer verbetert. Ik richt en schiet stuk voor stuk de voor poten van de wolven af.
"Oh, hoe zo ben ik zwak" zeg ik geirriteerd tegen Xelx. "Kan jij gedachtes lezen of zo?" vraagt hij verbaast.
"Neuh... wel raden!" Zeg ik met een grijns. John lacht hem vierkant uit. "Waag het nu nog maar eens om te schieten over zijn schouder heen... je ziet wat daar van komt!" Ik wijs om me heen. Overal zie je verkoolde struiken en bomen. Ik ben blij dat mijn shirt de hitte net tegen kon houden. Dat handige ding is altijd warm en koel genoeg net wanneer het nodig is. Ik veeg over mijn ijzeren platen heen en kijk naar mijn hand. Roet. Ik klik de platen uit mijn nekwervels los. Die was ik dalijk wel even. "Ieuw..." mompelen Xelx en John tegelijk. "Niet zeiken, je went er wel aan dat ik die dingen uit mijn nek haal" Ze mompelen iets over dat ik vast wel gelijk zal hebben en maken daarna de jammerende wolven af. Ik zelf strek even mijn benen. God, wat haat ik verlamd zijn zeg. "Pam!?" hoor ik een krakende stem in mijn oor, gevolgt door langdurig geruis. "Grace! God wat ben ik blij om jouw stem te horen man! Heb medelij met mij... ik zit met twee mannen opgescheept hier zo!"
Ik hoor haar grinniken door het oortje heen en ik zie de bijna vernietigende blikken van John en Xelx op mij gericht. "Oh Grace... als ik dalijk dood neer val en dus niet meer reageer... je kan de schuld aan John en Xelx geven... ze staren me nu aan als of ze me levend kunnen villen" "Dat onthoud ik! Zeg waar hang je rond? en wat spook je uit?" "Waar ik rond hang? In een verkoold bos dat net in de fik stond dankzij Xelx en ik ben mijn benen aan het strekken om dat ik dankzij wat wolven helemaal verlamd was" "Ai... Zeg blijf waar je bent, we komen ze zoeken!" En met die woorden verbrak ze de verbinding. "Wie is 'we'?" schreeuw ik nog in het microfoontje. Helaas hoort ze dat niet meer. "We wachten hier jongens, Grace en nog iemand anders zoeken ons hier op. Kijk me niet zo aan!" Ik gooi gefrustreerd door hun dodelijke blikken mijn handen in de lucht en ga op een boomstam zitten die is afgekoeld en niet uit elkaar valt als je hem aanraakt. Mijn broek is toch al zwart... dus het maakt niet uit dat ie nog zwarter word.

Recil Feutar
Izotzaneta

Na nog eens een uur kwallen uit de lucht geschoten en geslagen te hebben roep ik Grace op. ‘Dit gaat zo niet werken.’ Zeg ik rustig. ‘Ze zijn met veel te veel en ze blijven maar komen.
We hebben een plan nodig om die monsters in één keer uit te schakelen en ik denk dat ik weet hoe.’ Grace kijkt me verbaasd aan en roept dan iets in haar oortje. Ik versta ‘Pam’ en de rest hoor ik niet goed. Dan kijkt ze me aan en zegt ze dat we naar het bos moeten, naar de anderen.Ik knik instemmend en leg haar onderweg het plan uit terwijl we naar een verkoold bos lopen. Het plan is eigenlijk een soort wanhoopspoging maar moet wel precies uitgevoerd worden wil het gaan werken: Ik zeg ‘Je weet nog in het begin, toen die kwallen in het water vielen en oplosten?’ Ze knikt instemmend. ‘Het plan is simpel’ vervolg ik ‘die kwallen lossen op in water. Wij hebben hier een gigantische zee en een aantal meren. Dat wil ik gebruiken om ze te verslaan. We moeten een soort bom maken die het water doet opspatten en de kwallen vernietigd. Ik denk dat het wel moet lukken om een soort atoombom te maken die in het water ontploft, uiteraard milieuvriendelijk. Er zijn in totaal 2 soorten atoombommen gemaakt, laat ik ze maar bom A en bom B noemen. Ik vind dat we bom A moeten gebruiken omdat bom B al het leven kan vernietigen. Bom A wordt ongeveer zo gemaakt:. Deze bom werkt ongeveer hetzelfde als een kerncentrale. Een kern van een plutonium- of uraniumatoom wordt beschoten met een neutron. Daardoor wordt het instabiel en valt het uit elkaar. Het ene atoom steekt het andere aan en zo ontstaat een kettingreactie. In een kerncentrale houden ze dit stabiel, waardoor er energie uit gewonnen kan worden. Bij een A-bom laten ze dit juist helemaal uit de hand lopen, waardoor er enorm veel hitte, straling en luchtverplaatsing vrijkomt. Het plan is om de straling te blokkeren en dat kan door het water. De vissen voelen niets omdat we het milieuvriendelijk maken. Alleen de vissen binnen een straal van een kilometer kunnen aangetast worden door de straling. Om zoveel mogelijk vissen te sparen wil ik dat de bom pas op de bodem uit elkaar spat. We hebben veel uranium op deze planeet en neutronen zitten in bijvoorbeeld een laserboost. Nadat de luchtverplaatsing het water heel hoog heeft laten opspatten moeten wij zorgen dat alle vissen weer terug in de zee terecht komen, evenals het water. We kunnen het water absorberen maar de vissen zullen we echt zelf moeten dragen.’ Na mijn ellenlange betoog snapt Grace er nog steeds niet veel van maar ik zie dat ze wel bereid is om mee te helpen. Dit plan is wellicht onze enige kans die we hebben om te overleven. En met mijn hoofd bij de bom loop ik met Grace verder het bos in.

Grace Mary Miller

Recil had een vaag idee bedacht om een bom van water te maken. Hij had een hele uitleg gegeven… maar het enige wat ik verstond waren rare worden dat een uitleg moest voorstellen. Ik was nooit goed geweest in Natuur- en Scheikunde. Ik luisterde maar naar Recil en hij moest me maar vertellen wat ik moest doen. Dan vond ik het prima. Recil en ik liepen het bos in. Even hadden we geen last van de vieze kwallen en dus hadden we onze wapens even laten rusten en rustig door het bos gelopen. Wat gepraat over van alles en nog wat. Maar opeens voelde ik een stekende pijn in mijn rug. Ik begon te gillen. Recil draaide zich vlug om en schoot de vijf kwallen dood. Maar dat was eigenlijk iets te laat. Ik was neer geschoten en er waren al meer dan honderd kwallen om ons heen gaan staan. Ik greep Recil vast. Ik concetreerde me en met moeite werden we onzicht-baar. Het ging er moeilijk en het was super vermoeiend. Er liep ene klein bloed straaltje langs zijn rug. De zwarte jagerkleding werd rood. Recil hielp mij de boom in waar we even konden rusten. ‘Pam, Xelx en John, jullie moeten nu naar ons toe komen. Grace is neer geschoten en ze naar niet meer lopen!’ Schreeuwde Recil door het oortje. Even was het stil voor we antwoord kregen.

John Skelton

"...Grace kan niet meer lopen.". Mijn ogen worden groot. 'We moeten ze helpen.' zegt Pam vastberaden. Ik knik meteen, en breng het speakertje naar mijn gezicht. 'Geef de coördinaten, we komen er aan.' zeg ik, en ik wacht op antwoord. '11 rood, 245 geel en 34 blauw.' luid het antwoord van Recil. 'Okey.' zeg ik, en ik voer de codes in op mijn console. Gelukkig had ik het laatst nog met Recil over mijn coördinatensysteem voor Izotzaneta, anders had ik nu niet geweten waar hij zat. 'Volgens mijn console moeten we anderhalve kilometer die kant op.' zeg ik, en ik wijs naar het noordwesten. Pam luistert al niet meer maar zet het op een rennen. Xelx en ik volgen haar op de voet. Haar lange rode haar wappert achter Pamela aan, en de metalen platen schitteren in haar hand. Haar hals glinstert, en de groene kraag van haar shirt piept net boven haar pak uit. Waarom let ik daar op? denk ik geïrriteerd, maar ik blijf details registreren. 'Gaat het wel? Hallo? John?' Langzaam dringt de stem van Xelx tot me door. 'Het gaat prima. Ik ben oké. Wat is er?' antwoord ik. 'Je leek nogal afwezig!' glimlacht Xelx. 'Maar even serieus, hoe ver is het nog?' vraagt hij. Ik kijk op mijn console. 'Ik zou ze nu moeten kunnen zien.' antwoord ik, en minder dan meteen vaart. De hemel is verduisterd door een wolk kwallen. Ook Pamela is nu gestopt met rennen, en heeft haar laserboost al gegrepen. 'Pamela, John, Xelx!' klinkt er uit onze speakertjes. 'Water! Ze kunnen niet tegen water!' Het is de stem van Recil. Ik knik en neem mijn "waterconsole" om te schieten. Meteen regent het half opgeloste kwallen. Pam en Xelx blijven met hun eigen wapens vechten. Binnen een kwartier zijn al die monsters naar de hel geholpen. 'Grace!' schreeuwt Pam, zodra de laatste kwal op de grond smakt met een blubberig geluid. Met wat geknipper en geflits worden Grace en Recil zichtbaar in een boom. Grace hangt slapjes over een tak, met haar hand om Recil's pols geklemd. 'Zijn jullie verder in orde?' vraag ik, en meteen kan ik me voor mijn kop slaan. Natuurlijk zijn ze niet in orde! Maar Recil knikt dat het wel gaat. 'We moeten een waterstofbom bouwen. En snel. Ik heb laserboosts nodig en...' begint Recil. '... en iemand die de vissen uit het water haalt, niet?' vul ik hem aan. Hij knikt even kort, overduidelijk blij dat iemand zijn plan snapt. Eigenlijk snap ik het niet helemaal, maar ik heb een vaag vermoeden, en Recil is altijd super natuurvriendelijk, dus dat van die vissen was eigenlijk 100% logisch. Maar dan lijk ik vast heel dom, dus dat zeg ik maar niet. Blijkbaar heb ik gelijk, want Pam en Xelx staren me met open mond aan, en zelfs Grace kijkt even op. 'Maar eerst moeten we Pa- eh, Grace in veiligheid brengen.' zeg ik, en mijn hoofd word een beetje rood. Waar sloeg dat nou op John? val ik uit tegen mezelf. Niemand lijkt iets door te hebben want iedereen knikt alleen maar instemmend. (Behalve Grace natuurlijk). Snel besluiten we Grace terug te brengen naar het kamp, en dan te splitsen. Pam gaat naar het dichtstbijzijnde meer, gaat haar platen even wassen en gaat dan de vissen er uit halen met behulp van mijn visnet-console. Xelx gaat ondertussen opzoek naar Oliver, en Recil en ik moeten aan de slag met de bom. We gaan dus snel naar onze basis, om het plan uit te voeren.

Xelx Faerlock

Recil had de taken verdeeld: ik moest op zoek naar Oliver. Ik zocht snel mijn spullen bij elkaar, mijn kruisboog had nu geen zin, net al die kwallen dood en de herlader raakt oververhit. Dus aan mijn kruisboog heb ik niets. Dan maar zonder wapens dacht ik, ik zet het op een lopen en ren langs de kust op zoek naar Oliver. Die zal wel ergens in de bosjes op de loer liggen om me te laten schrikken. Waarom heb ik nu weer ijzeren schoenen aan? Het is hier een en al modder en ze blijven steeds plakken. Ik kijk nog een keer achterom, wend mijn blik weer af en focus me op het bos dat langs de kustlijn ligt. Weer van elkaar gescheiden, dat gevoel staat me niet. Alleen in een bos rondlopen, als er wat met ze gebeurt kan ik ze niet te hulp schieten en ik wil wel IETS kunnen doen. ''OLIVER! Waar zit je?'' schreeuw ik in het niets, alsof hij hier ooit zou zitten. Niets voor hem om op een open vlakte te schuilen. Iets klopte hier niet, het is open maar mijn gevoel zegt me iets, of probeert het in ieder geval. Ik loop weer verder naar het bos, voor deze ene keer negeer ik mijn gevoel. Nooit gedaan, alleen omdat ik perse Oliver wilde vinden! Ik snij met mijn mes het eerste bladerdek weg en kom langzaam in het bos, bladeren bewegen, vast de wind denken mijn hersenen, weer zegt mijn gevoel iets anders en ik luister er gewoon niet naar. Ik kom steeds verder in het bos en begin Olivers naar weer te noemen, ik hou me niet meer onder controle, mijn gevoel neemt het over en mijn zintuigen staan op scherp. Net op tijd, ik zie echt beweging in de bosjes. Mijn mes wijst naar de bosjes en gaat met het geluid mee, dit voelt hetzelfde als toen ik die wolf achter Pamela zag. De bladeren bewegen snel en ik vang een glimp op van een stel groene ogen, andere weer rood van woede. Misschien waren ze van dezelfde roedel en waren deze gevlucht. Ik hakte door het bladerdek en kwam uiteindelijk op een open plek terecht, de wolven volgden me. Ik stond in open gebied en ze waren met z’n drieën, ik stond machteloos tegenover hen. Ik zag mijn hele leven voorbijflitsen, elke gebeurtenis tot nu. Één persoon blijft me steeds bij, die komt nu niet te pas. De wolven komen steeds dichterbij, ik loop achteruit tot ik tegen een boom aan sta. Ik klem mijn handen om de boom en met mijn ene hand steek ik in het wild richting de wolven om ze op de vlucht te laten slaan, natuurlijk had het geen zin en ze gaan alle drie hun eigen kant op; de een links van me, ander weer rechts en de grootste komt recht op me af. Alle drie springen ze op me af, mijn instinct neemt het over en springt zelf op de grote wolf voor me af. Geef een kopstoot aan het beest en steek mijn mes in zijn buik, het beest huilt even, bloed druipt van zijn lijf af en wanneer ik het op de grond leg vormt zich al een hele plas bloed. De andere beesten springen intussen op mijn rug, hun nagels steken in mijn rug. Ik gooi ze eraf en probeer overeind te komen. Eentje is dan weer zo irritant koppig en springt alweer op me af, ik zie het aankomen en steek het mes recht in zijn kop, ogen die groot worden. Hij leeft nog en zet door, met het mes dwing ik het op de grond terwijl de ander me raar aankijkt. Het beest ligt op de grond met zijn kop, ik zet mijn knie op zijn nek en plaats mijn vrije hand onder zijn hoofd. Je hoort een knarsend geluid als ik de kop met al mijn kracht omhoog trek. Terwijl ik overeind kom voel ik de tanden door mijn shirt in mijn nek, ik raak het gevoel in mijn lichaam kwijt. Mijn kaak trilt van de pijn, ik kan niets meer, mijn handen verstijven, hetzelfde met de rest van mijn lichaam. Alleen mijn zicht is nog goed, ik laat me op de grond vallen en zie de wolf boven mijn gezicht hijgen. Niets kon me nog uit deze situatie redden… de wolf huilt heel even en hapt naar mijn gezicht. Even lijk ik te dromen en lijkt het alsof de wolf zijn ogen groot worden, geen droom! Het beest valt om, wanneer het op de grond ligt zie ik dat een pijl uit zijn ribben steekt. Niemand kon zo goed schieten als Oliver, hij is dus in de buurt. Ik zie een gestalte in de buurt naar me toe schieten. Hij komt naast me zitten: ''Gaat het een beetje?'' vraagt Oliver aan me, hij kijkt ondertussen waar mijn verwondingen zitten. ‘’Alleen kan ik niets meer bewegen, nergens gevoel alleen een stekende pijn in mijn nek!’’ ik kan het met moeite uitbrengen, de pijn word steeds sterker. Oliver pakt mijn arm en slaat hem om zijn nek, helpt me overeind maar zak meteen weer terug. Mijn spieren zijn nog verlamd, of ik ooit nog terugkeer in mijn oude staat… weer probeert ie het en dit keer blijf ik aan zijn schouder hangen. Alleen doet het verrekte pijn! Ik leun op Oliver terwijl we proberen de weg terug te vinden naar het kamp. Ik zie in de verte al het meer, ze zwaaien naar ons. Tenminste… Recil en Grace dan, wanneer we dichterbij komen zien ze wat er aan de hand is…

Grace Mary Miller

John en Recil hielpen met lopen terwijl Pam een stuk mos tegen de wond op mijn rug duwde. Pam had ergens gelezen dat het genezend mos moest zijn of… giftig mos waarmee je binnen twee mimuten dood op de grond ligt. Gelukkig was dat het niet zo en voelde het verlichtend aan. Ik had nog wel erg veel last, maar het ging de goede kant op. Ik moest waarschijnlijk nog zo’n vier dagen rusten voor ik weer volledig was hersteld. Gelukkig had de pijl van de vieze verlepte kwal niet mijn zenuwstelsel geraak, want dan was ik echt de pineut geweest.
Zodra we aan kwamen bij ons kamp legde ze mij in mijn bed en ging pam wat soep voor me maken. Xelx ging Oliver zoeken. Langzaam ging de zon onder en Recil was een Pam en John het nieuwe plan aan het uitleggen. Ik lag wat te ruste en probeerde me op de stem van Recil te concentreren. Ik wilde het nieuw plan weten en weten wat ik kon doen. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. De pijn lijden mijn aandacht nog steeds af en het verhaal van Recil was heel ingewikkeld. Als de zon helemaal onder is komen Xelx en Oliver terug. Ik sta een beetje op, tot wat me lukt en begin vrolijk te zwaaien. Ik was blij dat Oliver weer terug was. Maar wat was er met Xelx?

Xelx Faerlock

Oliver draagt me steeds dichter bij het kamp waar het allemaal begon, hijgend komen ik en Oliver er aan. Ze vragen allemaal tegelijk wat er met me aan de hand is, het beantwoorden van die vragen ga ik niet doen; dat laat ik aan Oliver over. Gelijk proberen ze van alles om me te helpen, eerlijk gezegd is dit eerder vervelend dan fijn, ik weet dat het goed bedoelt is…Ze tillen mij op het bed gemaakt van bladeren, mos en dergelijke. Het ligt fijn, ondanks dat de pijn nog steeds door mijn hele lichaam gaat. ‘’Jongens, ik verga hier bijna van de pijn, een beetje rust zou fijn zijn.’’ Niet heel veel meer kon ik nog uitbrengen, mijn kaak trilt en het was moeilijk te verstaan. Toch vingen ze het goed op en ik vroeg Oliver of hij nog even kon blijven.‘’He Oliver, ik heb je nog niet bedankt voor het redden van mijn leven.’’ Zei ik kreunend, ik kon mijn armen nog steeds niet goed gebruiken en bleef naar de sterrenhemel staren. ‘’Jammer dat ik er geen mee naar huis kon nemen, als trofee snap je wel.’’ Zijn reactie klonk alsof hij een en al egoïstisch was, ik wist dat hij dat niet was, hij had immers mijn leven gered. Ik had enigszins geen zin om mijn hersens te pijnigen om een antwoord te verzinnen. ‘’Kun jij een beetje op * letten? Ik kan * nu niet meer in de gaten houden en ik wil dat * veilig is.’’ Kon ik nog net uitbrengen, ik staar nog even naar de sterrenhemel en val in slaap. Eigenlijk buiten bewustzijn, maar ik noem het gewoon slaap ondanks de pijn.
Ik sta weer vroeg op, tenminste; ik word vroeg wakker. Ik probeer mijn hoofd naar de andere te draaien, ze slapen nog, ik kijk naar boven en zie de sterrenhemel langzaam plaats maken voor de zon. Hij komt net boven de horizon uit en ik voel me weer vrij, alleen kan ik niet bewegen. een nieuwe dag is aangebroken, of mijn verwondingen ooit weer zullen genezen is nog maar de vraag. Of ik ooit weer de groep kon helpen of dat ze dagelijks mijn hele leven zullen vullen. Een rolstoel achtig iets. Die gedachte probeer ik meteen uit mijn hoofd te zetten, de wolf heeft mijn zenuwstelsel goed geraakt. Ik probeer met alle kracht mijn hand op te tillen, maar zelfs met de grootste inspanning lukt het niet. Daar lig ik dan, doelloos te turen in de ruimte wachtend tot de rest wakker word…

Pamela Holden

Oh fijn... een verlamde, hoe gaan we dat nu weer oplossen? het enigste dat ik weet over geneeskunde of hoe je dat ook noemt is: genezende en giftige mos, verbinden, ontsmetten en een heel klein beetje hechten (mij moet je dat dan niet laten doen... gaat geheel fout... en dan zit je waarschijnlijk met je been in je nek vast) Dus... conclusie laat mij nooit of te nimmer iemand verbinden of hechten... Oké? deal? mooi zo. "Pamela! Je zou die vissen uit het water halen en in een ander meer leggen! Waarom ben je dan hier nog?" tiert Recil. Oeps.... meteen sprint ik er van door naar de meertjes, meteen was ik mijn metalen platen en zet ze terug in mijn nek met een akelige "klik" En nu eens kijken hoe het zit met die vissen. Ik kijk in het water terwijl een nieuwsgierige vis met twee enorme ogen terug kijkt.

Xelx Faerock

Het schemert alweer. Wow, wat gaan dagen soms snel, ook al moet je de hele dag voor je uit kijken. Ik voel het gevoel in mijn handen alweer deels terugkomen, maar hoe meer mijn gevoel terugkomt hoe meer de beet in mijn nek pijn gaat doen. Soms wanneer ik s’nachts wakker word kan ik gewoon overal helder heen kijken, net of het gewoon dag is… Ik word wakker, het is nog nacht, pikdonker buiten. Ik voel het gevoel in mijn armen weer helemaal, weet niet hoe het komt maar ik kan me gewoon weer vrolijk bewegen. De maan leid me af, het enige wat ik raar vind is dat mijn spieren nog stijf zijn. Ik loop een stukje langs de kustlijn, het water glanst, de maan reflecteert het water erop. Ik heb de neiging gewoon zo hard mogelijk te rennen en me lekker uit te leven. In plaats daarvan doe ik mijn ogen dicht en focus ik me op de voetstappen die ik achter me hoor. Ik kijk om en zie Grace aanlopen. ''Xelx… jij was verlamt! Hoe…'' ik wist niet hoe ik dit ooit moest gaan uitleggen, ik was verlamt en ze ziet me s’nachts aan de kust lopen. ''luister Grace, ik weet niet hoe ik dit ooit uit moet gaan leggen, het enige wat ik snap is dat ik net wakker ben geworden. Het gevoel in mijn lichaam weer voelde en even een stukje lopen.'' Ze keek me met een argwanend gezicht aan, natuurlijk was mijn verhaal niet geloofwaardig. Wie zou geloven dat ik aangevallen was; erna verlamt geraakt. En daarna een dag later s’nachts bij de kust loop. ''luister Grace, ik weet dat mijn verhaal ongeloofwaardig overkomt maar het is echt waar! Ik was echt verlamt, ik weet niet hoe het nu opeens weer goed met me gaat.'' In de verte zie ik de zon al opkomen, een rode straal schiet over de horizon. Wanneer de eerste zonnestraal mijn lichaam raakt raak ik weer al mijn gevoel kwijt. ''Xelx! Wat gebeurt er?'' schreeuwt ze, misschien komt mijn verhaal nu wel beter over, nu ze dit zo ziet. ''Praten gaat moeilijk Grace.'' Kerm ik uit, praten gaat echt moeilijk. ''Kun je even… helpen?'' vraag ik vanuit mijn benauwde positie op de grond. Ze pakt mijn arm, slaat hem om haar heen en tilt me moeizaam omhoog. Loop samen met haar terug naar het kamp en ze legt me neer bij het kampvuur…

Recil Feutar
Izotzaneta

Na Grace terug naar het kamp te hebben gebracht en planten hebben gezocht die voor genezing kunnen zor-gen beginnen we te vergaderen. We zijn het eens dat we iets met de bom moeten doen maar dat we Oliver moeten vinden om hem daarover te vertellen. Na 20 minuten vergaderen slaakt Grace opeens een uitroep dat ze weer kan bewegen en we helpen haar met het strekken van haar ledematen. Na enkele minuten kan ze weer bewegen en kan ze dus helpen. Nadat we de taken hebben verdeeld gaat Xelx op zoek naar Oliver en de rest blijft bij mij. We gaan onder de bomen zitten zodat die kwallen ons niet kunnen zien. De lucht ziet er inmiddels helemaal groen van maar er lijken niet veel kwallen meer bij te komen. Ik denk 4 seconden na en dan zegt John dat hij alleen het vissengedeelte snapt. Ik knik en bedenk dat ik er echt helemaal alleen voor sta met die bom. Er zijn een aantal mogelijkheden. 1. Alles gaat goed en het plan werkt. 2. de bom is te sterk en de planeet wordt verwoest 3. er komt toch straling vrij en we worden een soort van gemuteerd. 4. de samen-stelling van de lucht verandert en er komt nog minder zuurstof in de lucht. Niet echt prettige vooruitzichten en dat bedenk ik me nu terwijl ik alles in afkortingen opschrijf. Ik kom na enkele berekeningen tot de conclusie dat we de bom in het diepste meer, het Itoniameer, moeten gooien en er een soort timer aan verbinden. Ik vraag Grace om uranium te verzamelen en leg uit dat ik een soort van ijzer zoek, bijvoorbeeld van de raket maar het kan ook anders gevonden worden bijvoorbeeld in munitie, kogels, tanks enzovoort. Ik vraag John en Pam om de vissen en water uit het water te halen en in een soort beschermde bak te leggen. Na nog enkele bereke-ningen met de samenstelling van de lucht kom ik tot de conclusie dat de druk van het water de straling tegen-houdt en dat de lucht niet verandert. Nu alleen nog zorgen dat de bom niet te sterk wordt. Als Grace terug-komt met kogels en stukken van de raket leg ik de rest van het plan, de timer, uit. Het gaat als volgt: iemand met een laserboost schiet een straal in een soort van bakje dat bedekt is met sterke spiegels. De spiegels zor-gen voor constante weerkaatsing van de straal zodat hij blijft bestaan. We bevestigen het aan de bom en na een paar minuten schiet het deksel van het bakje open en raakt het uranium. De kracht van de straal zorgt voor de hitte en de ‘bom’ ontploft. Grace komt met een idee waar ik zelf nog niet echt aan gedacht heb: ‘wat nou als de bom te langzaam zinkt, Recil?’ zegt ze ‘We zouden er wat zwaars aan kunnen bevestigen zodat het sneller zinkt.’ Ik vindt het een heel goed idee en na een paar minuten overleggen bedenken we dat we er een soort van steen die onder hoge druk nog intact blijft, aan vastmaken. Nu komen John en Pam terug met de mede-deling dat de vissen uit het water zijn en dat er diep op de bodem niet veel vissen meer zwemmen. Ik leg ze uit wat ze gemist hebben en we beginnen met het uranium uit de stukken raket en de kogels te halen. We zijn 1 minuut bezig en dan zie ik in de verte iemand op ons af strompelen. Na even gekeken te hebben wenk ik Grace en we zwaaien naar Xelx en Oliver. Dan zie ik dat Oliver Xelx praktisch voortsleept en Grace beseft het op het-zelfde moment…

Grace Mary Miller

Ik kreeg de opdracht om een soort ijzer te zoeken, wat ik ook deed. Mijn lichaam was weer zoals hij altijd was geweest. Net of er nooit iets mee was gebeurd. Alleen had ik nog wel een lelijk litteken op mijn rug.
Ik rede met mijn onzichtbare gave door het bos te rennen. Ik had geen zin in om die kwallen tegen te komen.
Na tien minuten kwam ik bij een soort tempel. Ik had het er nooit eerder uit gezien en het zag er verlaten uit. Het dak was een beetje in gestort en om één van de zuilen was een klim plant gegroeid. Er was nog wel een deur en die zag er trouwens prachtig uit. Op de deur waren tekens in gegraveerd. Het zag er prachtig uit en ik besloot de deur even goed te bestuderen. Maar ik kon het gewoon niet laten. Ik moest een kijkje binnen nemen. Er was niemand dus wat kon het kwaad? De deur ging met een piepend geluid open. Ik keek binnen en wat was dat prachtig. Ik wist niet waar ik moest kijken. Overal waren weer van die prachtige tekens. Het dak bestond uit een grote koepel van glas en lood alleen dan even anders. In het “glas en lood” was een prachtige tekening. Het was denk ik een godin. Het zag er anders dan een normale mens uit. Maar ze was echt prachtig.
Op de muren waren ook prachtige tekeningen gemaakt. Ik liep langs de muren en bekeek de tekeningen. Het was een soort verhaal met aan de bovenkant een soort tekst, maar het was geschreven in onbekende tekens. De tekeningen zagen er prachtige uit. Ik begon me alleen wat te realiseren en ik wist niet of het positief op negatief moest zijn. De tempel, de tekeningen… het verwees alleen maar naar 1 ding. Wij hadden ze niet gemaakt. De kwallen hadden geen eens armen… en dit gebouw was echt gebouwd met armen. Er moest hier meer leven zijn. Ik wist dat ik nu naar huis moest gaan… maar ik wilde hier meer over weten. Ik wilde weten hoe de tempel er verder uitzag. Ik besloot om te blijven en naar de trap die naar beneden ging.

Xelx Faerlock

Het is al avond, en Grace is nog steeds niet terug. Ik begin me zorgen te maken. ''Recil, waarom blijft Grace zo lang weg? Zij zou toch al terug moeten zijn???'' Recil beseft wat ik zeg, hij wist dat ik gelijk had. ''Maar Xelx, jij bent nog steeds verlamt! Ik kan moeilijk in mijn eentje gaan!'' hij had een punt, maar net zoals gisteren dat ik mijn gevoel terugkreeg… misschien was dat vandaag ook wel weer zo. ''Luister Recil, gisteren rond middernacht kreeg ik het gevoel in mijn lichaam terug. Als dat vandaag ook zo is kan ik nu met je meegaan.'' Hij stond na te denken, misschien wel een plan te bedenken. Ik moest snel mijn gevoel terugkrijgen en dan kon ik op zoek naar Grace. Ik had Recil gevraagd mijn kruisboog om te bouwen naar een boog, hij was toch al zo goed met tech-niek. Het was al rond een uur of elf toen ik mijn gevoel terugkreeg. Ik kreeg opeens een grappig idee. Ik sta op en loop stilletjes naar Recil die bij het kampvuur aan mijn boog sleutelt, ik sta nu pal achter Recil. Ik leg mijn hand op zijn schouder en hij schrikt zich kapot, ''Ik zei toch dat ik mijn gevoel terug zou krijgen.'' Hij werd boos omdat ik hem liet schrikken, logisch natuurlijk. ''Xelx, volgende keer zeg je het gewoon, dis niet echt grappig.'' Hij was van vrolijk overgegaan naar chagrijnig, maar hij wist dat hij weer vrolijk moest zijn wilde hij Grace terugvinden. Misschien had ze iets ontdekt, of er was iets gebeurd en als we niet opschieten zouden we te laat komen! Recil en ik sluipen door het bos, Grace’s voetsporen zijn nog goed te zien in de modderige grondsoort. Je kon zelfs aan de sporen zien of ze liep of wegrende voor iets, best wel grappig wat je kon zien door een modderige grond. ''Xelx, moet je hier eens kijken.'' Hij riep me naar me toe, logisch. Wat hij ontdekt was zou ik niet snel vergeten, daar stond een oude tempel. Hoe kon die hier ooit staan? Voor zo ver weten zijn alleen wij degene die zoiets kunnen bouwen, kwallen kunnen tenminste zoiets niet bouwen. Enige oplossing is dat er een andere levensvorm op deze planeet is.
Recil en ik kwamen langzaam dichterbij, zo veel mogelijk door de bosjes. Lopen de tempel binnen: het dak is helemaal bedekt met glas in lood, waar ook nog tekst overheen is geschreven. In de verte staat een of andere trap, donker en griezelig. De voetsporen houden hier op, logisch, hier is geen modder. ''Recil, zou Grace hier ergens zijn?'' hij was volgens mij even zijn concentratie kwijt: hij zat alleen maar te turen naar het plafond en bewonderde steeds maar de architectuur ervan. Ik liep voor Recil uit de trap naar de beneden. De trap leidde helemaal rond, om
~I felt lost, 'til I met you~

Isis (Islington)
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 31-10-2013 16:53

Galactico Fraisa (GF) Deel drie

Bericht door Isis (Islington) » 02-11-2013 15:23

Xelx Fearlock

Wanneer ik denk dat alle wolven weg zijn, weggevlucht of afgemaakt word mijn blik weer wazig. Ik zie zoals toen het net begon alleen maar hitte, niet wolf of mens. Ik hak nietsvermoedend gewoon op mijn vrienden in, ze springen gelukkig aan de kant. Ik heb mijn wolvenvorm niet meer onder controle! Ik zie iemand tegen een boom aan liggen, diegene staat op en rent een gevecht in, een paar zijn nog met tegen wolven vechten en ik spring er tussenin. Haal uit naar Recil en de wolf aan de andere kant, beide vallen ze met een smak op de grond. Ik loop naar de wolf toe, zet mijn voet op zijn borstkas en haal met mijn klauw uit naar zijn nek. Ik trek hem weer terug en mijn nagels zitten onder het bloed. Nietsvermoedend loop ik op Recil af en probeer hetzelfde, alleen ik dit keer voel ik een straal op mijn arm, hij komt van links van me. Daar staat Pamela met haar lasterboost op me te schieten, ze wil natuurlijk niet dat ik haar vrienden afmaak. Grommen is het enige wat ik kan, praten kan niet meer. Ik weet niet meer wie wie is. Ik loop op degene met de laserboost af en haal uit met mijn klauw. Da’s weer een slachtoffer erbij, de warmtebronnen op vier poten maken zich uit de voeten en alleen een groepje mensen van drie personen blijft over. John helpt Recil overeind, ze snellen naar Pamela toe en rennen de bosjes met haar in. Kijken naar wat ik nog meer van plan ben…

Oliver Queen
"We`re Low On Rounds, With Grunts Inbound" - Glad You Came - The Warpzone

Met twee getrokken messen ren ik richting de bron van het geweld. Ik sta aan de rand van een grote open plek tussen de schaduw van de bomen en zie ongeveer vijfhonderd meter verderop wat er gebeurt. Er komen een paar mensjes het gebouw uitrennen. Ze worden gevolgd door een aantal wolven. Dat aantal wordt steeds groter. De mensjes kijken af en toe achterom of schieten wat naar achteren. Ik sla mijn boog over mijn schou-der en sprint naar het geheel toe. Een normaal mens zou over dat stuk ongeveer vijf minuten doen, en dan uitgeput aankomen. Eens te meer had ik voordeel van mijn vijfjarig verblijf in de wildernis. Ik was onmenselijk snel en sterk geworden en kwam na drie minuten aan, zonder ook maar enige vorm van vermoeidheid. Ik pakte mijn boog weer en begon te schieten op een groepje wolven dat om de mensen heen probeerde te komen. Snel viel één van de vijf wolven voor de rest van de groep en veroorzaakte een chaos. Ik bleef ze bestoken met pijlen totdat ik wist dat elke wolf minstens een paar keer geraakt was. Ik sloeg mijn boog weer om mijn schou-der en pakte een klein formaat, dubbelloops kruisboog. De schichten die ik daarmee afschoot boorden zich stuk voor stuk in vijandige wolven. Ik stopte met schieten toen ik op ongeveer tweehonderd meter afstand Xelx zag veranderen in een weerwolf. Hij haalde uit naar de andere wolven en sloeg ze allemaal van zich af. Nu was de strijd snel beslist, de wolven draaiden zich om en verdwenen terug de tempel in. Ervan overtuigd dat het nu wel klaar was liet ik mijn alertheid vallen en stopte ook mijn kruisboog weg. Het schouwspel dat ik verwachtte -een terug transformerende Xelx- kwam niet. Er klonk gegil toen hij Recil neersloeg, en nog hardere kreten van pijn toen hij ook Pamela neersloeg. Ik schudde mijn boog weer naar voren en begon te sprinten. De rest rende de bossen in, en nu stond ik alleen. Xelx had me nog niet gezien, en ik stond uit de wind, dus ruiken kon hij me ook niet. Nu ik een paar meter achter hem stond begon ik tegen hem te praten. Shanguin had me geleerd hoe ik wilde dieren kon kalmeren, en dat had ook gewerkt met mensen. Het was het proberen waard met een wilde weerwolf. 'Hasté, Hasté, Bríhe Noch. Hasté, Droima, Droima, Drabe. Hasté.' Ik sprak de woorden fluisterend uit, en langzaam kalmeerde Xelx. Zonder waarschuwing sloeg ik hem in zijn nek, en daarna nog op de plekken waar de zenuwknopen van de nek en rug zaten. In de rug van zijn klauw trok ik met een mes twee lange strepen. Daarna begon ik een litanie op te zeggen. Ondertussen bewoog ik met mijn hand over zijn lichaam. Met twee vingers trok ik een patroon. Waar ik mijn vingers hield verdween de vacht en kwam er weer normale huid te voorschijn. Ik ging langzaam zijn hele bovenlichaam over. Daarna veranderde ik de litanie en vertrok de vacht helemaal. ik sloeg hem over mijn schouder en liep in de richting van een schuilhut die ik overal door de wouden had gebouwd. Ik gooide hem op een bed en begon met wat ingrediënten een drankje te maken. Ik goot wat Skilnaegh Brah door Xelx`s keel heen. Hij hapte naar adem en kwam overeind. Ik duwde hem terug en zei: 'Rustig, je bent zojuist terug getransformeerd van een weerwolf naar een mens. Dat kost energie. Drink dit brouwsel helemaal op. Dat helpt.' Xelx keek verwoed om zich heen. 'Oliver, wat is dit? Hoe kan dit? Waar ben ik?' Ik schudde mijn hoofd en liet hem het brouwsel helemaal opdrinken. Hij viel weer in slaap. Ik wierp een aantal dekens over hem heen en liep naar buiten, de deur afsluitend met enkele woorden. Xelx zou de komende paar uren blijven slapen, en die tijd kon ik gebruiken om de rest te vinden en naar deze schuilplek te loodsen.

Xelx Fearlock

Gapend word ik wakker, het laatste wat ik me kan herinneren is dat Oliver me een middeltje had laten drinken, erna moet ik in slaap gesukkeld zijn. Hij had me iets verteld over een weerwolf, dat ik erin veranderd was. Maar wat me nog het meest verbaasde, ik kon weer bewegen! Die verlamming was weg! Moeizaam kom ik overeind, Oliver had gelijk; terug veranderen in een mens is inderdaad vermoeiend. Het liefst heb ik dat het nooit meer gebeurd, maar ja. Eens een weerwolf, altijd een weerwolf. Daar kan ik niet omheen.Ik probeer op te staan *knak* weer een van mijn spieren knakt, ze hebben zich maar kort kunnen bewegen. Veel van mijn wolventijd herinner ik niet meer, een paar kreten en meer niet, wazige ogen. Toch lukt het me op te staan en ik loop Oliver's hutje uit. Het is midden in de wildernis, wanneer ik even Oliver's hutje goed bekijk zie ik dat hij het hutje inderdaad goed gecamoufleerd heeft. Ik strek me even uit en zie een paar ogen in de verte naar me loeren, ik dacht meteen bij mezelf: niet weer die wolven. Ik had het mis, iets in me zei dat, ik vertrouw altijd op mijn gevoel, laatste keer dat ik dat NIET deed liep het slecht af. Ik trok mijn mes uit de schede en hielt het voor me zodat ik meteen een aanval kon pareren. Er kwam een klein bruin gestalte uit de bosjes, het liep op vier poten, wat het was wist ik niet. Het was een stuk kleiner dan de wolven en leek toch op ze. Het was zo klein als een pup, en toch ook alweer groter dan je zou verwachten. Tanden had het nog niet, daar was hij te jong voor. Ik liep dichterbij, van mij winnen zou hij toch niet kunnen. Maar wat als zijn moeder in de buurt was, nu stond ik er alleen voor, en deze keer overleef ik 't niet. Ik neem snel een besluit en pak de pup op, neem ‘t het huisje van Oliver in en bekijk hem eens goed. ''Misschien kom jij ons nog wel eens van pas...''

Pamela Holden

Zodra ik Recil heb geholpen en een aantal wolven omver zijn geschoten en geslagen komt wolf-Xelx op Recil en mij af. Als ik zie dat hij Recil aanvalt ben ik het daar direct niet mee eens. Ondanks dat het iemand is uit mijn team begin ik op wolf-Xelx te schieten. Grommend komt hij op me af. Ik probeer op zijn poten te mikken, maar dat is lastiger als gedacht als hij begint te rennen en met een slag van zijn potten mijn arm plaat in elkaar deukt en mijn been open haalt. Met een verschrikte kreet met een mengeling van pijn er in val ik op de grond. Het ijzer druk in mijn arm, net als mijn wangplaat in mijn wang doet. En mijn been ligt helemaal open en brand als de hel. Even later sleuren Recil en John me zo ongeveer mee. Als ik uiteindelijk op de grond lig ruk ik meteen de ijzeren ?plaat? van mijn arm af en mijn wang platen. Heel mijn wang is beurs door de klap van die eerste wolf en mijn arm lijkt wel gekneusd te zijn. Gelukkig kan ik hem nog wel bewegen, dus hij is niet gebroken. Mijn been echter is er niet zo geweldig aan toe. Hij bloed als een gek en het doet pijn ook.?"Gaat het met jullie?"? vraagt John. Recil antwoord dat het net gaat en ik schud mijn hoofd en klem mijn hand om mijn knie heen die ook open ligt. Ik hoop dat dit geen blijvende schade heeft. Niet dat mijn kniebanden uitgerekt zijn. Want dan ben ik echt ver van huis. Of dat ik mijn been compleet niet meer kan gebruiken. "?Ehm? Kan een van jullie kijken of je dat mos kan vinden wat ik toen ook voor Grace heb gebruikt?"? vraag ik aan ze. John knikt en staat op, hij loopt ergens heen. Even later zie ik hem niet meer. Met een zucht leg ik mijn hoofd op de grond. Meteen til ik hem weer op als ik pijnlijk terecht komt met mijn nek op mijn ijzeren wang platen. Met mijn linker hand leg ik ze onhandig weg. "?Als we terug zijn in het kamp wil ik die spullen voor je wel weer maken"? zegt Recil.
Ik knik met een pijnlijk gezicht. Laat John alsjeblieft opschieten met die mos. En alsof je het over de duivel hebt. Hij staat met een klomp mos in zijn handen. "?Is dit de goede?"? vraagt hij. Ik kijk er naar. Er zitten geen rode kopjes op maar blauwe dus dit is de genezende mos. Ik knik. ?"Je moet het zand er eerst uit kloppen en de boven kant met de blauwe knopjes op de wond drukken" ?vertel ik hem. Hij klopt een eindje verder op het zand er uit en loopt dan terug. Hij legt het over mijn been heen en drukt er op. Het koelt af en de pijn neem ook af. "?Bedankt?" mompel ik. God wat deed die wond pijn. Als het goed is gaat de wond morgen dicht. Als het goed is wat ik heb gelezen. Ik spits mijn oren en hoor iemand aan komen. John staat op en kijkt in de richting van de persoon die loopt of rent. ?"Het is Oliver?" zegt hij kort. Ik vind het echt knap dat iemand door deze bossen heen kan kijken, zelf kan ik alleen maar dingen horen en de bladeren zien. Even later na wat John heeft gezegd komt Oliver bij ons aan.
Oliver Queen
"Ik ben tevreden." - Laatste 3 woorden van Het Lot van de Nar, uitgesproken door Fitz ChevalricZiener (ja, dat hoort aan elkaar (en met 2 hoofdletters))

Ik ren richting de plek waar John, Pamela en Recil zijn. John merkte mij op en zei wat tegen de anderen. Ik zag Pamela op de grond liggen terwijl ze Blauwmos tegen haar been aandrukte. Ik schudde mijn hoofd en vloekte. Dit was de zoveelste keer dat ze het gebruikte. Blauwmos was ene soort drug, het haalt de pijn weg, maar verlaagt je pijngrens als je het te vaak gebruikt. Er waren vele planten en dranken die pijn stillend of verdovend waren, maar zonder de andere bijwerkingen. Ik stapte de open plek op en begroette hen. Na snel en zakelijk te hebben gevraagd of iemand anders dan Pamela gewond was vertelde ik hen dat ik hier in de buurt een goede schuilplek had. Die ten eerste een stuk veiliger, maar ook warm en droog was. We hezen Pamela omhoog en ondersteunden haar zo goed als mogelijk op de tocht naar de hut. We gooiden Pamela op bed neer en ik wees de rest ook hun kamers. Daarna liep ik zelf naar de kamer waar Xelx sliep om te controleren of alles goed met hem was. Hij was vast aan het slapen. Op zijn gezicht was de spanning en uitputting te zien. Ik ververste het Droomkruid in zijn kamer om ervoor te zorgen dat hij rustig bleef slapen. Daarna ging ik naar mijn eigen kamer, om daar een vreemde verrassing aan te treffen. 'Hallo kleintje.' zei ik tegen de wolvenpup die op mijn bed lag en mij aankeek. Het beestje kwispelde en ik deinsde even geschokt terug terwijl ik werd teruggevoerd naar het verleden. Ik hing mijn mantel aan een haak en stapte in mijn bed, nadat ik de wolf een stuk opzij had geschoven -iets waartegen hij hevig piepend had geprotesteerd- en die zich daarna weer had genesteld en was gaan slapen. Ik sloot ook mijn ogen, om te vervallen in een soort wake. Ik sliep al jaren niet meer, en verzamelde nieuwe energie tijdens een soort nachtwake. Ik sliep heel erg licht, en was bij elk minste geluid wakker, om dan telkens eventuele gevaren te controleren en weer door te slapen.

Grace Mary Miller

Toen ik mijn ogen weer opende was het donker. Ik lag in een schoon bed. Ik lag in een hemelbed. Een prachtig tweepersoonsbed met gordijnen. Ik voelde een klein briesje door de kamer gaan. Ik ging een beetje overeind zitten. Er schoot een kleine pijnscheut door mijn arm waar mee ik me omhoog hield. Maar het deed minder pijn als eerst. Het voelde wel oké. Ik keek door het witte gordijn door de kamer. Het was een andere kamer. Ik was niet meer in ons kamp… daar was het niet zo leuks. Ik was ergens anders. Maar waar? Ik klom met veel moeite uit het bed en liep een beetje rond door de kamer. Ik had een balkon en de deur stond open –daarom waarschijnlijk het briesje. Ik liep naar het balkon en keek even naar de omgeving. Waar was ik? Ik zag twee bergen niet zo ver voor me liggen en een waterval er tussen. De tuin onder het balkon was prachtig onderhouden. Er groeide veel verschillende gekleurde planten, die nu allemaal in bloei waren. De waterval kwam uit in een vrij grote vijver. Het was hier echt prachtig. Het deed me denken aan die prachtige Chinese tuinen. Ik haalde mijn handen door mijn haar en realiseerde dat het zacht voelde. Echt super zacht en dat het weer heerlijk rook. De jurk die ik nu aan had voelde ook al zo zacht. Het was een soort zijde… alleen voelde het anders. Het voelde nog fijner. Ik liep weer door de kamer naar de deur die naar de hal ging. Ik keek even van links naar rechts, maar er was niemand. Ik wilde er zeker van zijn omdat ik mijn wapens niet meer had kon ik me zelf niet verdedigen. Ik ging naar links – de andere kant liep dood – en bleef nog steeds alert. Mijn oren gespitst op stemmen en of voetstappen. Ik liep langs een deur. Hij stond open. Ik leunde tegen de muur en maakte mezelf onzichtbaar. Ik probeerde zoveel mogelijk worden op te vatte. Het was een andere taal en ik snapte er niks van. Waar ging die over? Welke taal was het? Opeens ging de deur dicht en ik hoorde iemand wat mompelen in die onbekende taal. Ik begon wat rond te lopen. Ik besloot naar de tuin te gaan. Ik wist niet of het mocht, of wat ik hier moest doen? Hadden ze mijn vrienden al kunnen bereiken? Er waren gewoon te veel vragen.

Pamela Holden

"Godver... HOU OP!" schreeuw ik kwaad. Meteen schiet ik over eind als er iets boven op mijn buik land. Ik wrijf in mijn ogen en zie dat het niets meer is dan een wolven pup die me met een schuin koppie aan kijkt. Ik pak het ding op en zet hem naast mijn bed neer, ik lag net zo lekker te slapen. Met een schuin oog kijk ik naar het eigenwijze beest dat naast mijn bed staat. Wat moet ie eigenlijk hier zo? Beter nog.... WHAT THE HELL DOE IK HIER?! Ik spring uit het bed en struikel bijna onhandig over het wolfje heen. Als ik een pijn scheut door mijn been voel gaan snap ik het al... Meteen herinner ik me ook weer wat er.... Gister? Eergisteren? What ever... wat er dus is gebeurd. Ik ga weer op mijn bed zitten. In andere kamers - zijn die hier? - hoor ik mensen rommelen."Pam?! Gaat alles goed daar?!" klinkt de stem van John door de deur heen. "Jahoor.... werd alleen wakker gemaakt door een wolf-ding-beestachtig iets.... " Ik hoor een "ow" en dan lopen zijn voetstappen weg. Het wolfje kijkt me aan als of hij verwacht dat ik hem ga uitlaten. Ik ben nooit goed geweest met dieren om eerlijk te zijn. En op een of andere manier komen ze juist op mij af. Ik pak het beestje op en loop de 'gang' op en zet hem daar neer. Dan gaat ie maar een ander vervelen.

Xelx Fearlock

Gapend ga ik rechtop mijn bed zitten, ik zie Wolfie meteen mijn kamer in rennen. Hij springt gelijk om mijn schoot en ik zie Oliver mee de kamer in komen. ''Je bent al een stuk sterker sinds dat je terug bent veranderd…'' Oliver bekeek me nog eens goed, ik hoop niet dat hij NOG meer medicijnen klaar heeft liggen, ik ben er nu wel klaar mee. Hopend dat Oliver niet met dat advies kwam luisterde ik eigenlijk niet, ik wist niet wat hij bedoelde, hij had het over het een en ander maar ik luisterde niet. ''Oliver, kom je even mee?'' vroeg ik zachtjes, de andere hoefde het niet te horen, niet wat ik te zeggen had tenminste… Oliver loopt met me mee naar buiten en ik kijk snel om me heen of ik niemand zie, voel aan mijn riem of ik een mes bij heb en ga dan gerust de bossen in. ''Oliver luister, hoe reageert Pam erop dat ik haar heb verwond? Is ze boos of iets?'' duizenden vragen stelde ik aan Oliver, hij kon ze natuurlijk niet allemaal te beantwoorden, gelukkig pikte hij wel de belangrijkste… ''Pam doet normaal, ze vind het natuurlijk niet fijn dat ze gewond is, maar dat vindt niemand fijn Xelx. Ik denk en hoop dat ze het je vergeeft.'' Hij praatte rustig, het was goed te verstaan. Ik had zelden zo’n rustige gesprekspartner, altijd iemand die het snel afkapt enzo, om gek van te worden. We liepen een eind verder, als we nog een stuk verder liepen gingen we weer naar die wolventempel, waar alles fout is gegaan. Ik sloeg een struikje in naar links en Oliver volgde meteen. ''Hey Oliver, eigenlijk wil ik het goedmaken met Pam. Ik weet misschien wel iets…'' Oliver snapte niet wat ik bedoelde en ik zocht naar een open veld, met een nieuwsgierige Oliver op mijn hielen…
In de verte, eindelijk zie ik een groot grasveld. Ongeveer twee keer een voetbalveld groot, een aantal groepen runt die er staat te grazen, en aan het einde een niet te vergeten rivier. Met helder water dat je het niet eens hoeft schoon te maken wil je de vissen op de bodem zien. Ik vraag of ik Oliver’s boog mag lenen en leg een pijl op de pees. ''Het is toch niet erg als er straks een hart aan hangt hè?'' vroeg ik op een arrogante toon, om Oliver nog een béétje te irriteren. Hij keek me woest aan en probeerde de boog uit mijn handen te graaien. ''Ik heb maar één schot nodig Oliver, een schot om zo’n runt neer te schieten.'' Oliver keek op, hij wist nu dus wat ik van plan was, nu moest ik opschieten wilde hij me niet tegenhouden. Ik liet de pees los en de pijl zoefde weg, net op tijd want Oliver sprong ervoor en graaide de boog uit mijn handen toen ik niet oplette. De pijl boort zich met een enorme snelheid in het dier, het dier kreunt nog even en puft daarna haar laatste adem uit. Met moeite hijs ik het beest op mijn rug en loop terug naar de hut, dat nog een aardig stuk lopen is. Ik kom bij het kampvuur net buiten Oliver’s huisje aan, zo te zien zit de rest nog binnen te praten, wat blijkbaar alleen Recil, John en Pam zijn. Alleen ligt Pam nog in bed, dus dan zitten Recil en John even bij te praten. Stilletjes vil ik het beest, en span de huid tussen twee bomen, kan ik altijd later nog wat kleren van weven. Ik loop naar het kampvuur en stook het op, langzamerhand gaat het aan, vonken spetteren uit het vuur. Ik snij een poot van het dier af en snij het in nette grote stukken, nu nog het vlees lekker mals krijgen en je kunt het vergelijken met een delicatesse. Oliver ziet dat het me niet gemakkelijk afgaat en helpt me, smerig werkje is dit, het bloed druipt letterlijk van je handen. Oliver biedt aan het over te nemen, ik weet wel dat hij een betere kok is, maar het was bedoeld als excuses. Ik nam het aan en liep met bloed doordrenkte handen naar binnen. Recil was de eerste die me zag en slaakte een kreet. ''Xelx! Wat is er met je gebeurd!'' schreeuwde ie, zodat meteen John ook opkeek en zijn ogen werden groter dan normaal. ''Beetje stil graag, er ligt iemand te slapen.'' Ik knipoogde naar Recil en hij wist wat ik van plan was. ''Xelx, dat zou ik maar niet in je hoofd halen wil je haar boos maken.'' Zei hij, hij was rustig en sprak niet op een dwingende toon, hij wilde gewoon advies geven wat misschien wel handig was op te volgen. Zoals altijd volg ik mijn gevoel en ben koppig genoeg Pam’s deur open te maken, ze ligt nog vredig te slapen, maar niet lang meer dacht ik al meteen. Ik ging tegenover Pam zitten en legde mijn hand op haar schouder. ''Wakker worden Pam, eten staat bijna klaar.'' Ik probeerde haar rustig wakker te maken, alleen als ze mijn handen ziet piept ze waarschijnlijk wel anders…

Recil Feutar
Izotzaneta

Ik word wakker in een vreemde kamer. Even weet ik niet waar ik ben en waar ik in zit maar dan zie ik helderder. Ik bevindt mij in een stoel en een nette kamer en ik zie een vuurtje. Ik strek al mijn ledematen uit, die nogal pijnlijk zijn door de nacht in de stoel. Dan loop ik rustig naar het vuur en er springt een harig beest voor mijn voeten. Ik deins verschrikt naar achter en dan zie ik wat het is. Het is een babywolfje. Ik neem hem in mijn armen en ga bij het vuur zitten. Hem rustig aaiend en tegen hem pratend verstrijken er luttele minuten. Dan schijnt het wolfje iets te horen want hij springt uit mijn armen en loopt naar een deur. John komt tevoorschijn en kijkt lachend op als het wolfje tegen zijn benen aanspringt. Hij begroet het monster, dat blijkbaar Wolfie heet, en komt bij mij bij het vuur zitten. Ik wil net een gesprek beginnen als Xelx met een dood rund aan komt sjouwen. Ik wil vragen wat hij daar in godsnaam mee moet maar hij geeft een knikje naar de deur en dan snap ik het. Oliver komt er ook bij staan en Xelx en hij gaan naar de keuken. Na een tijdje komen ze met bebloede handen weer naar buiten en lopen naar Pam toe. Xelx tikt haar op haar schouder en trekt een vercrackt gezicht. De gil is tot op de hele planeet te horen!!! Pam is gigantisch geschrokken en zit helemaal trillend rechtop in bed. Ze lijkt helemaal in shock en haar arm blijkt nog niet genezen want die gaat spastisch bewegen. Wij barsten allemaal in lachen uit maar dan vermant Pam zich om tot een woede-uitbarsting te komen. Dit is nog erger dan die vage gil! Een gigantische preek volgt en Xelx krimpt ineen. Na een kwartier de meest erge vloeken en verwensingen aangehoord te hebben staat Xelx op. Hij loopt naar Pam toe en drukt zijn lippen op de hare. Hij begint haar gewoon te zoenen! Pam is een paar seconden te verbluft om iets te doen maar begint hem dan hartstochtelijk terug te zoenen. De vloeken zijn meteen voorbij en ik voel me hier opeens nogal ongemakkelijk. Xelx en Pam blijven maar zoenen, er komt geen eind aan. volgens mij zijn ze nu in een wereld waar ze alleen elkaar kunnen zien. Na een paar minuten glijden Xelx lippen van die van Pam en hij loopt het huisje uit, een verwarde Pam achterlatend, die echter steeds roder wordt en met gevaarlijk kloppende ader bij haar slaap...

Xelx Faerlock

Ik kijk Pamela nog een laatste keer aan voordat ik het huisje uit loop, ze staat daar maar met een rood gezicht. Het gebeurt ook niet dagelijks dat een jongen op je afloopt en je midden in je zin zoent. Ze wil al achter me aan lopen maar ik zie dat Recil haar tegenhoud, ik hoop niet dat ze nu NOG bozer is. Ik loop het bos in en hoor Oliver achter me aan komen. ‘’Wat was dat nou? Wat hoor ik? Zoende jij Pam net?’’ hij bleef vragen stellen, ik werd helemaal rood. Maar voelde me goed van binnen, ik heb geuit wat ik voelde. Al die tijd al, zat dit me dwars, en nu weet iedereen wat ik voor haar voel. Ze betekent zo veel voor me, en dit was de enige manier om het ‘’goed’’ duidelijk te maken. Van binnen beur ik helemaal op. ‘’Ja Oliver, ik heb haar gezoend.’’ Hij keek me verbaasd aan, met een blik die zei ‘’Jij durft, je weet dat Pam daar een hekel aan heeft’’ die blik deed me niets, ik kan het nu toch niet meer terugdraaien. Al zou ik willen, al zou Pam dat willen. En als zij boos wordt word ik dat ook, zij zoende net zo goed terug! ‘’Oliver, houd haar alsjeblieft in de gaten als ik er niet meer ben. Als dat weerwolvending terugkomt. Als ik Pam probeer te vermoorden… grijp dan in en maak mij af, ik wil hoe dan ook niet dat haar iets overkomt’’ met die woorden eindigde ik mijn zin en liep door de groenen bomen heen op zoek naar meer ellende. Ik begin steeds meer te beseffen dat dit geen slimme actie was, dat ik het beter had kunnen vertellen in plaats van haar zoenen. Na een paar minuten lopen voel ik Oliver’s hand op mijn schouder rusten, hij knijpt erin zodat ik abrupt stil blijf staan. Verderop zie ik een paar wolven op een hert inbeuken met speren, ze hebben dus wapens. Wanneer het hert dood is schrik ik me kapot, de wolf laat een keer zijn hoofd zakken, ontspant zijn spieren en ik zie hem stukken kleiner worden. Hij is terugverandert in een mens! Waar ik medicijnen voor nodig had hoefde hij alleen maar zich te ontspannen, ze waren er dus op getraind zich in toon te houden en andere af te maken. Ze werden zo sterk als een wolf maar hadden de wil en het brein van een mens, goede combinatie als je het mij vraagt. Ik zie Oliver naar zijn boog grijpen, ik voel op mijn rug en besef dat ik mijn eigen boog niet bij me heb. ‘’Oliver, enig idee hoe ik verander in een wolf?’’ hij schrikt van mijn woorden, hij zei laatst dat als ik nog een keer in een wolf veranderde hij me misschien af zou moeten maken omdat ik anders voor altijd een wolf bleef en mensen pijn kon doen. Hij stond plots achter me, raakte een paar zenuwen aan en trok met zijn vingers weer twee rechte lijnen. Ik voelde mijn spieren aanspannen, klauwen vormde zich. Oliver keek toe en knikte op en neer, ik kneep in mijn handen voor mijn gezicht. Ik had controle over mijn wolf, ik huilde een laatste keer naar de maan en stormde op het groepje af terwijl de pijlen van Oliver me om de oren suisden…

John Skelton

Ik loop door het bos, op zoek naar Oliver en Xelx. Ze hadden al een tijdje terug moeten zijn, en Pam maakt zich doodongerust. Met een lichte vorm van... Jaloezie haast, had ik toegekeken hoe Xelx haar kuste. Of was het al zoenen? Ik besluit het te vergeten. Ruzie en jaloezie zijn slechte zaken die we hier niet kunnen gebruiken, en ik moet bovendien ons team vinden. Diep in het bos hoor ik gehuil van wolven. Zou de roedel van Wolfie hem op komen eisen? Een rilling loopt over mijn rug. Ik ben aan het beestje gehecht geraakt... Ik zet een sprintje in, richting het onmiskenbare geluid van een gevecht tussen wolven. "Weerwolven?" denk ik onwillekeurig. Ik ren nog harder. Het verbaasd me na een tijdje dat ik nog steeds niet bij de roedel ben, zou ik er soms omheen gelopen zijn? Ik spits mijn oren om opnieuw te oriënteren waar ze zitten. Een oorverdovende stilte siddert door het bos. De grijze bomen wiegen heen en weer in een ijzige windvlaag, een takje kraakt onder mijn voet, en een zwartig blaadje dwarrelt van een boom. Verder is er toch geen enkel geluid. 'Xelx? Oliver?' roep ik. Nog steeds niets. Ik slik en pak mijn mitrailleur. Dit voelt totaal niet goed... Plots is er toch een geluid: gegrom. Ik kan precies horen waar het vandaan komt: Overal om me heen. Ik kijk rond, en zie uit de lage struiken tientallen paren ogen glinsteren. Rode ogen zelfs. Ik los een waarschuwingsschot, maar het help niet. De ogen naderen, en krijgen een kop. Langzaam gaan de koppen over in bloeddorstige wolven met ontblote tanden. Straaltjes speeksel druipen op de grond, terwijl de moordlustige creaturen dichter en dichter bij me komen. De grootste wolf gromt iets wat klinkt als mensentaal: 'Hoor jij soms ook bij die vervelende mutant die we net hebben afgeschud?' Ik denk even na. Bedoelt hij Xelx? Twijfelend knik ik maar. 'Hoe komen jullie stukjes wandelend vlees hier?' grauwt hij weer. Er speelt een zenuwachtige grijns rond mijn lippen. 'We eh... De apocalyps op onze vorige planeet eh...' stamel ik, niet goed wetend wat te zeggen. 'Laat ook maar. We houden meer van vlees dat zwijgt!' vervolgt de opperwolf, en hij maakt een verschrikkelijk geluid dat waarschijnlijk lachen voor moet stellen. De haartjes op mijn armen staan recht overeind. Met een enorme sprong komt de zwarte wolf op mijn borst af. De poot van het beest klauwt dwars door mijn pantser. Warm bloed stroomt in grote stralen over mijn pak, en één van de consoles schakelt het vochtdicht-systeem in. Plots word de opperwolf omver gesmeten door een andere wolf, en de rest beschoten met pijlen. Door de rode waas voor mijn ogen zie ik vaag Oliver's gestalte. De andere wolf was vast Xelx. Intussen blijft mijn bloed stromen. Xelx haalt de ene na de andere wolf de keel open, terwijl Oliver de andere wolven neerschiet. Het kost me echter steeds meer moeite om te zien wat er gebeurt. Langzaam sluit ik mijn ogen. Een eeuwigheid later hoor ik ver weg een stem. 'John! Kom op, wordt wakker!' Ik knipper tegen het felle licht dat me ooit zo schemerig leek. 'Xelx?' mompel ik, en ik kreun. Alles aan mijn lichaam doet pijn, en het bewegen van mijn lippen heeft het nog erger gemaakt. Er schieten pijnscheuten door me heen, gestuurd vanaf mijn verscheurde borstkas. 'Kom op jongen, je redt het wel!' hoor ik Oliver. Vaag zie ik Xelx, met gescheurde kleren, die zijn hoofd schudt. Ik weet dat hij gelijk heeft. 'Tuurlijk wel!' zegt Oliver eigenwijs, terwijl hij verwoed in zijn zakken graaft. Waarschijnlijk zoekt hij één of ander genezend kruid. 'Laat.. Oliver. Te laat.' breng ik met moeite uit, proberend de pijn te negeren. 'Pas op Pam. Xelx. En wees gelukkig.' 'Wat nou wees gelukkig? Je gaat dood dude!' schreeuwt Xelx tegelijk met Oliver. Of iets in die richting, want ik hoor alleen nog wat vaag gepraat de langzaam over gaat in gefluister, en tot slot is alles uiteindelijk wit en stil. De stilte is niet drukkend, maar ook niet prettig. Dan houden mijn gedachten op.

RIP John Skelton staat er op de enorme steen. Er liggen hele aparte planten -die bloemen voor moeten stellen- op, en een meisje zit er geknield naast. In haar handen houdt ze een wit astronautenpak met allerlei draden en joysticks. Ze fluistert iets tegen de steen, staat op en trekt het pak aan. Ze streelt over de naamsticker van de overleden jongen, vlak boven een andere naamsticker: Pamela. Ze draait zich om, en loopt naar een jongen toe. De jongen slaat een arm om haar schouder, waar ze haar betraande gezicht op laat rusten. Ze probeert wanhopig de schok te verwerken, maar een stem in haar achterhoofd zegt haar dat dit onmogelijk is. Langzaam verdwijnt het tweetal in de verte. De steen staat koud en verlaten naast een groot meer. Net als de jongen er onder.

Xelx Faerlock

‘’Het was niet slim van me Pam…’’ verder kwam ik niet, ik wist niets te zeggen. Ik had haar voor schut gezet, een van haar beste vrienden is dood en als het mij zou gebeuren zou het allang teveel geworden zijn. Ze kijkt me aan, zoals Pam altijd doet, zo’n doordringende blik vergeet je nooit. Ze schut haar hoofd en ik besef steeds beter wat ik gedaan heb, ik kijk nog een laatste keer om naar John’s steen. ‘’Vaarwel makker.’’ Ik liep verder en haalde Pam van mijn schouders af. Raar, ze vindt mij niet leuk en toch leunt ze op mijn schouder, ondanks dat ik haar voor de hele groep gezoend heb. Ik loop door een soort van straat van bomen, met links en rechts over-al karkassen van wolven. Pam kijkt me nog na, ze weet niet wat ik doe wanneer ik mezelf op de grond laat val-len. Ze wilt naar me toe snellen maar schrikt wanneer mijn kleren op mijn rug scheuren en er snel haar op groeit, mijn spieren verkrampen wanneer ik overeind kom. Onderhand beheers ik mijn weerwolvengedrag al, ik kan het oproepen en laten gaan wanneer ik wil. Ik wend mijn blik van Pam af en schiet de bosjes in, niet na-denkend over wat de andere van me zullen denken ren ik alle grasvelden over. De ene keer kom ik een groot bos tegen en de andere keer ren ik door een grasveld waarbij het stormt. Ik vraag me af hoe de groep reageert als ze van Pam horen dat ik weg ben gegaan, Oliver zal me gaan zoeken, dat weet ik zeker. Ik hoor pijlen van alle kanten komen en ik duik de bosjes in, grote ‘’mensen’’ met gigantische speren komen op me aflopen. Ik zoek een uitgang, in dit benauwde bos. Ik zie een grote man op me afkomen en ik verander terug in een mens, hij houdt een speer in de lucht, net of hij me wilt vermoorden. Ik zit aan een paal vastgebonden, als ik me ook maar verroer zal ik mezelf wurgen. Zulke knopen kan ik zelf ook leggen. Een man met een wolvencape komt op me afgelopen, hij tilt mijn kin op en roept iets in wat volgens mij Russisch is tegen een kleine man. De man is klein, gespierd en heeft een serieuze uitdrukking, wat ook wel aan zijn kleding te zien is. ‘’Hoor jij bij dat andere stelletje mensen?’’ vraagt hij op een toon die me niet aanstaat. Ik schraap al mijn moed bij elkaar en tuf zo hard ik kan in zijn gezicht, de soldaten om hem heen lachen, maar dat vergaat hun snel wanneer de man mijn shirt optilt en zijn vuist in mijn nek gooit. ‘’Eens kijken of we dat vriendinnetje van je kunnen vinden.’’ Dit bevalt me niets, ze willen Pam hebben! Ik probeer me los te wurmen maar merk al snel dat ik mezelf wurg in plaats van mezelf te bevrijden. Ik span mijn spieren, voel het touwtje om mijn nek schuren. Het touw breekt langzaam, ik sta op en voel mijn lichaam nu pas ECHT loskomen. Ik sla overal om me heen en loop op de kleine generaal af, hij staat tegenover me wanneer ie zich omdraait. ‘’Als je het maar laat om in MIJN gezicht te tuffen.’’ Hij kijkt me woedend aan maar voordat hij iets kan zeggen duw ik hem tegen de rotswand. ‘’Als je haar ook maar met één vinger aanraakt!’’ ik wil nog meer zeggen, maar voel al een gigantisch aantal speren in mijn rug porren. Er steekt een storm op, de mannen zetten mij in de open lucht en zelf schuilen ze in tentjes. Ik huil zoveel ik kan in mijn weerwolvengestalte, in de hoop dat de andere me horen. Ik vang toevallig het gesprek van de comman-dant op: ‘’Dat lange blonde meisje, hoe heette ze ook alweer?’’ de commandant bleek te vragen naar Grace! En dus niet naar Pam, een golf van opluchting schoot door mijn aderen maar dat gevoel bleef niet al te lang. Dat wilde dus zeggen dat ze haar gevangen hielden OF dat ze haar op het spoor waren, was de engel toch niet te vertrouwen? Ik ken de gebaren die ze gebruiken, ik herken ze uit de tijd dat er een opstand was in Rusland, ik was er toen op vakantie. Even later zie ik de twee mannen die wegliepen terug komen met een tegen-spartelend meisje, ze had blonde haren en leek precies op Grace. De commandant liep op me af, dit voelde niet goed. ‘’Dus wat ga je doen als we haar ook maar met één vinger aanraken.’’ Hij sprak zo deftig mogelijk en zijn hand ging zijn zak in, hij pakte een mes en liep richting Grace. Ik rukte me los en pakte de arm van de commandant, hij glimlachte en ik voelde mijn spieren uit elkaar vallen. Speren staken uit mijn ledematen, touwen om mij rug gebonden. Een oven recht voor me… ‘’Rustig maar, we gaan je niet vermoorden… we laten je eerst je vriendjes uitschakelen.’’ Met die woorden eindigde ons gesprek en ik voelde de hitte dichterbij komen, ik voel dat ze aan mijn hoofd sleutelen en wanneer ik wakker wordt heb ik de neiging wanneer ik Grace zie haar iets aan te doen. Hebben ze iets aan me veranderd? Wil ik straks Recil, Oliver en Pam ook vermoorden?

Grace Mary Miller.

Ze hadden iets gedaan met hem. Ik wist het. Er was iets raars in zijn ogen. Er zat iets van een rode gloed omheen en die beviel me niet. Ik sta recht tegen over Xelx. Hij kijkt me dreigend aan. Ik ben bang, maar ik weet dat daar ergens diep in hem nog de oude Xelx zit. Ik weet niet wat ze met hem hebben gedaan, maar ik weet het zeker. Hij moet er nog zijn. Maar misschien waren die gedachtes wel alleen maar iets wat ik hoopte. Misschien wilde ik wel zo graag dat die oude Xelx er nog zou zijn, dat ik het zeker wist. Ik duwde mijn haar achter mijn oor en keek Xelx aan. Hij stond op het punt om naar mij toe te rennen en me iets aan te doen, terwijl de andere allemaal om een kring om ons heen stonden te juichen. Ze wilde mij heel graag dood zien. Ik begreep het niet. Ze hadden mijn arm helemaal beter gemaakt… waarom wilde ze me dan nu doden? Misschien kickte ze er wel op om mensen op een pijnlijke manier te doden. Ik wist het niet en ik wist ook dat deze gedachtes me zouden aflijden van Xelx dus schudde ik die uit mijn hoofd. ‘Xelx’ Zei ik. Ik had een plan. Ik wist niet of het zou werken, maar ik kon altijd hopen. ‘Ik ben het Grace. Ik weet je, je bent nu iemand anders. Maar diep van binnen ben jij er nog.’ De vage rare engelen/duivels, wat het ook waren, lachte me allemaal uit. Ze dacht vast dat dit een onmogelijke zaak was, maar ik wist het gewoon. Ik wist dat hij er nog was. En wat moest anders, het maar gewoon laten gebeuren? Gewoon mijn dood afwachten? Ik moest toch wat doen? ‘Xelx, kijk me aan, ik ben het. Grace. Jij wilt mij niks aan doen. We zijn vrienden. We zijn broer en zus. We zijn familie.’ Er gebeurde iets met zijn ogen, maar het was niet goed genoeg. Ik sloot mijn ogen. Ik had hier geen zin in. Ik hoefden niet te zien hoe Xelx, ik bedoel een ander vaag monster, op me af kwam rennen en vervolgens me vermoorden. Maar in plaats daar van hoorde ik een harde klap. Was ik niet dood? Of betekende die klap dat ik dood was? Ik opende mijn ogen en Xelx werd door Oliver aan de kant geduwd. De duivels kwamen in opstand en iemand greep me vast. Ik werd mee gesleurd…




Pamela Holden

Zodra Oliver Xelx wegduwde en die vage beesten er om heen begonnen te protesteren leek het me verstandiger om Grace daar weg te halen. Ik pakte haar hand vast en sleurde haar mee. Na een aantal seconden begon ze wild om zich heen te slaan. "Grace! Loop nu maar gewoon mee" zei ik geergerd.
Ze draaide zich om, keek me even raar aan en rende toen mee."Hier blijven oké" zei ik toen we ergens uit ruste onder een struik. "Ik ga weer terug" Zonder haar de kans te geven te protesteren rende ik weg. Even stond ik stil om de laserboost van mijn schouder af te halen en te controleren of hij het nog deed, maar ik rende weer gauw verder. Wat was er mis met deze planeet? In iedergeval veel met de bevolking. Toen ik bij de open plek tot stil stand kwam gleed ik bijna onder uit door de losse bladeren die overal verspreid lagen. Wolf-Xelx -dacht ik althans- en Oliver waren aan het vechten. Misschien is een handje helpen niet zo erg. Ik richt mijn laserboost en schiet tegen een van de poten van Xelx aan. Waar is Recil nou gebleven? Ik kijk rond. Het eingste wat ik zie is een afgrond -yes ik kan weg wanneer ik wil- bomen, bladeren, Xelx, Oliver, en die andere wolf dingen. Door dat ik rond kijk raak ik afgeleid en word ik omver geduwt door een van die wolf dingen. Ik krabbel over eind en loop achteruit. Shit... DE laserboost ligt zeker drie meter verder op. De wolf neemt nog een aan loop en ik kan niet weg duiken er voor. Ben ik even blij dat die afgrond achter me ligt. Ik val naar beneden en nog voor ik 'afbrokkel' en verdwijn schaaf ik mijn arm zonder plaat tegen de rots wand aan. Even later sta ik weer in het open veld. Ik zie een van de wolven - die me waarschijnlijk in de afgrond heeft geduwt- over de rand kijken.
"Die zet ik je betaalt rot beest'' zei ik kwaad. Ik pakte mijn laserboost op van de grond en schoot de grond onder hem weg. Tja... Hij liet mij toch ook in de afgrond vallen? Ik draai me om. God wat nu weer?

Recil Feutar
Izotzaneta

We rennen met z’n allen achter Xelx aan, die blijkbaar van plan is om weg te lopen. Wat is er toch veel gebeurt zeg. Xelx heeft Pam gezoend, minstens de helft van ons is gewond en deze rotplaneet heeft nu een van ons als zijn slachtoffers geëist. John waarom moesten die wolven jou nou hebben? Wraakgevoelens schieten als water door mijn aderen. Ik wil John wreken en alle wolven vernietigen. Dan wordt ik door Oliver uit mijn roes gewekt. Hij is ver vooruit en roept iets over Xelx. Ik kijk op en zie dat de wolven hem nu ook te pakken hebben. Hij wordt met speren doorboort en ik zie dat hij Grace tevergeefs probeert te bevrijden. Grace!!! Ze hebben Grace!!! Het bloed in mijn aderen begint nog harder te koken en als ik nog sneller ren dan val ik. Ik dwing mezelf het rustiger aan te doen en bekijk de situatie analyserend. Ondertussen schiet Oliver onder het rennen een paar pijlen af en rent op de hoofdman af. Nee het is de hoofdman niet, het is Xelx! Ik schijn in mijn over-zichtelijke roes van een paar minuten geleden iets gemist te hebben want hij is gewoon vrij en probeert volgens mij iets met Grace te doen. Oliver smijt Xelx aan de kant en Pam rent naar Grace toe. Ze wordt echter tegengehouden door de wolven en ik voel een plan in mijn hoofd opkomen. Terwijl Pam in de afgrond valt klim ik in de grootste boom. Geruisloos glij ik van tak naar tak terwijl ik de dichtbijzijnste tak zoek. Ik ren als een vogel over de tak en pak ondertussen mijn knots. Ik zie Grace weggevoert worden door wolven en ik spring op het allerlaatste moment uit de boom. Ik vlieg, ik ben een vogel. Dit voelt fantastisch, met de wind door je haren. Ik kom vlak achter de wolven terecht en sla ze één voor één neer. De snufjes en knopjes durf ik niet aan te raken want die zouden Grace ook kunnen raken. De wolven zijn verrast over mijn plotselinge verschijning. Ik sla er nog 2 neer en dan besluiten de overige 3 in de aanval te gaan. Dreigend komen ze op me af en ik moet nu slaan en ontwijken tegelijk. Ik druk nu wel op een knopje en mijn knots wordt langzaam warm bij het raakvlak. Na enkele seconden is hij gloeiend heet en de wolven weten niet wat te doen met de regen van pijnlijke slagen. Krijsend van alle brandwonden druipen de laatste wolven af. Oliver houdt Xelx in bedwang en praat tegen hem en Pam schiet nog op een paar wegvluchtende wolven. Ik heb echter alleen maar oog voor Grace, die bewusteloos op de grond in elkaar zakt…

Grace Mary Miller

Ik werd mee gesleurd door Pam. Ik wist niet wat het was, maar ik vertrouwde haar niet. Ik was zo bang dat ze net zo was als Xelx die blijkbaar gek geworden was, maar ik wist ook dat ze te vertrouwen was. En wat moest ik anders. Als Pam al niet te vertrouwen was wie was dat dan wel? En Pam was mijn beste vriendin zins we hier heen waren gekomen. Ik moest haar wel vertrouwen. Ze beval me om tegen een boom te gaan zitten. Voor ik wat kon uitbrengen rende ze al weer terug naar de groep. Ik blijf even zitten en probeer alles op een rijtje te zetten, maar mijn aandacht wordt al gauw gepakt als Pam van een klif afvalt. Ik twijfel even. Ik ben bang voor die wolven en voor Xelx, maar Pam is te belangrijk. Ik verzamel al mijn moet bij elkaar en ren vervolgens naar de klif waar Pam van af was gevallen. Ik hoopte dat ze iets had vast gepakt waardoor ik haar om hoog kon trekken. Maar zodra ik daar aankom zie ik niemand. Pam is weg. Nergens te bekennen. Ik raakte in paniek. Was ze dood? Waar was ze?! Ik speurde nog eens goed het ravijn af, maar op eens werd ik onderschept door een wolf. Hij greep mijn arm beet en ik schreeuwde het uit van de pijn. Hij schudde me door elkaar en alles om me heen begon te draaien. Mijn hoofd begon te bonken. De wolf werd tegen gehouden. Door iemand. Ik pro-beerde mijn ogen scherp te stellen en zag Recil. De wolf was verrast en hij was in een mum van tijd uit geschakeld. Mijn arm bloedde en ik voelde bloed. Veel bloed. Ik werd opgetild door Recil en ergens naar toe gebracht. Ik wist alleen niet wat, want ik besloot om mijn ogen te sluiten en voor ik het wist was ik bewusteloos.

Geest 505-Izot-wolf
Algemene afdeling
Lichtblauw

De geest van de pas overleden jongen zweefde door de kerkers. Hij leek geen rust te hebben, en speelde telkens met een snoertje dat uit zijn geestzijn bungelde. Verscheidene geesten keken hem vol medelijden aan, anderen schudden meewarig hun hoofd bij het zien van zijn merkwaardige uitrusting. De felblauwe getallen en letters die in zijn geestenrug brandden zeiden genoeg. 505 stond voor het geestenjaar waarin het gearriveerd was, Izot was de afkorting van zijn sterfplaats, en wolf was de doodsoorzaak. De kleur gaf de leeftijdscategorie aan. Lichtblauw betekende dat de jongen ergens tussen de 15 en de 20 moest zijn. Hij was ontzettend rusteloos, en afdeling geel en groen zaten geïrriteerd toe te kijken hoe hij maar rond bleef zweven. Af en toe mompelde hij dingen als "Moet toch terug kunnen?..." en "Hoe zou het met Pam zijn?" De meeste geesten waren veel ouder dan 505-Izot-wolf, en hadden na 1 dag al hun pogingen opgegeven om er weg te komen, en de meesten waren ook gestopt met praten. Er waren natuurlijk een paar die constant grollen uithaalden en nooit stilzaten, maar over het algemeen waren dat alleen die van afdeling rood, met een eigen kerker. Deze jongen was anders dan afdeling rood, maar ook anders dan alle andere geesten. Deze... Leefde nog te veel. Al drie dagen was hij bezig met rondzweven en mompelen. Een paar oude geestvrouwtjes van paars zaten met elkaar te fluisteren en wierpen steelse blikken op 505-Izot-wolf. De jonge geest trok zich hier niks van aan, en bleef rondzweven, op zoek naar een uitgang. Hij trof echter niets dat ijzeren tralies en zwarte stenen. Dit was totaal niet wat de jonge geest zich tijdens zijn leven van de hemel had gedacht. Of welke andere manier van sterven ook. 'Hé, nieuweling!' kraakte 371-Amer-hartstilstand van paars. Met een ruk draaide de geest zich om, en hij keek recht door de ogen van een oude geest met vage krulletjes. 'Je moet bij de dageraad in kerker 17 wachten voor het altaar. Dan moet je hard de plaats van je bestemming roepen, en verschijn je daar. Niemand kan je dan echter zien, en je kunt pas weer hier terug keren als je iemand op je bestemming hebt geholpen.' De ogen van 505-Izot-wolf begonnen te glinsteren, zoals alleen de ogen van jonge lichtblauwe geesten dat nog kunnen. 'Maar let wel, slechts enkele geesten keren terug van hun bestemming, de meesten verdwijnen en kunnen nooit meer terug. Sommigen hebben geluk en worden met magie zichtbaar, zoals Geest 129-GB-slappelach, die toen bekent werd als Foppe, maar dat is slechts een enkeling. Honderden geesten zijn vertrokken en dwalen nu rond in de leegte of zijn opgegaan in de atmosfeer om haar te voeden.' De jonge geest rilde even, maar kreeg toen een vastbesloten blik. Hij zweefde naar kerker 17, en zou daar wachten tot de dageraad. Geest 371-Amer-hartstilstand en haar paarse metgezellen keken hem hoofdschuddend na. 'Moest dat nou Amer?' mompelde één van de geesten tegen de geest die gesproken had. 'Kon jij het nog langer aan zien dan Rive?' De geest met lang donker haar schudde haar hoofd kort.

Xelx Faerlock

(xelx heeft een chip waarmee hij eigenlijk zijn vrienden wil vermoorden, kan deze soms overwinnen)

Ik werp nog een laatste blik op mijn vrienden terwijl ik door een aantal wolven en mensen de arena uit gesleept wordt. Grace die richting de afgrond rent terwijl Pam er net is ingevallen, waarna ze meteen meegenomen word door Recil. Oliver zie ik nog een paar pijlen afschieten maar rent dan achter Recil aan om hem dekking te geven. Ik probeer mezelf los te trekken en achter mijn vrienden aan te rennen maar voor ik ook maar één vinger verroer houden ze me nog steviger vast. Mijn gedachten laten even alles vallen en ik span al mijn spieren aan, ze weten het nog maar net te redden uit de greep van de bewakers. Sinds ik mijn transformatie onder de knie heb kan ik zelf bepalen wanneer ik wolf of mens ben, ook wanneer ik wolf ben bepaal ik zelf wat ik doe, word ik niet voortgestuwd door een of ander gevoel. Dat voelt fijn, om weer vrij te zijn. Ik zet het op een lopen, de bewakers sluiten al de poorten die de arena uitgaan. De enige uitgang is de afgrond waar Pam vanaf is gesprongen… de grote poort tegenover de afgrond gaat open en ik zie een speciaal team komen om mij uit te schakelen. Ik, Oliver, Recil en Grace zitten gevangen in de arena. Ik ontspan mijn spieren en verander terug naar mijn menselijke vorm, span mijn beenspieren weer aan om een sprint naar mijn vrienden te trekken. De bewakers hebben het door en maken een cirkel om me heen, ik kan geen kant meer op.Ik wend me naar Oliver ‘’Een pijl graag.’’ Voor ik het weet suist er een pijl door de lucht en boort zich in de bewaker voor me, ik beuk op de man met Oliver’s pijl in zijn rug en hij valt zonder tegenstribbelen op de grond. De mannen naast de gewonde bewaker laten zich opzij vallen en ik vervolg mijn weg richting mijn vrienden.''Sorry van de arena.'' Ik keek Recil aan en hij wist wat ik bedoelde, dat ik er eigenlijk niets aan kon doen dat we hier vast zaten. Grace lag bewusteloos naast ons, ze verroerde geen vin. De grond van de arena bestond uit gruis en zand, een tak of zoiets wat ik als wapen kon gebruiken was er niet te vinden. ''Je kan er inderdaad niets aan doen, maar we zitten nu wel in een lastig pakket. Grace is bewusteloos, Oliver heeft weinig pijlen over en de bewakers komen snel dichterbij.'' Recil had gelijk, we zaten als ratten in de val. ''Misschien als ik…'' voordat ik mijn zin kon afmaken begint Recil al aan de zijne. ''Nee Xelx, we gaan je niet achterlaten in je “wolf” vorm.'' Hij had gelijk, als ik weer vermist hier zou blijven zouden ze me toch op een of andere manier weer terug moeten halen, als ik zelf niet was ontsnapt tenminste. De andere kijken me hoopvol aan, alsof ik een plan kan bedenken, de enige die daar echt GOED in is is Recil. Ik leg een hand op Recil’s schouder en hij weet wat ik van plan ben, ik hou hem tegen als hij zijn zin wilt beginnen. ''Xelx, als je het maar laat!'' is het laatste wat ik versta voordat ik mezelf weer verander in een wolf. ''Springen is jullie laatste hoop.'' Voordat de andere begrijpen wat ik wil ren ik al op de bewakers af. Ik begin in het wild om me heen te slaan als de bewakers te dichtbij komen, de meeste van mijn stoten weren ze af met hun met metaal omlijstte schilden. Vanachter de rij schilden zie ik lichtgevende speren die met een enorme snelheid op me af suizen, ze boren zich als een pijl in mijn huid. Na ongeveer tien speren begeef ik het, elke speer geeft steeds maar ergere schokken. Ik wend mijn blijk af van de bewakers en kijk de arena rond, het laatst naar de afgrond. Ik kijk Oliver aan, beweeg mijn lippen en zeg zonder geluid ''Springen!'' hij weet wat ik bedoel, voordat ik zie wat hij doet val ik neer. Bewusteloos wordt mijn lichaam weggevoerd, voordat ik wakker word worden er boeien om mijn handen, voeten en nek aangebracht.

Xelx Faerlock

Ik open mijn ogen, het eerste wat ik zie is speren die een paar centimeter van mijn nek verwijderd zijn. Als ik me ook maar een centimeter verroer zullen de speren in mijn nek steken en ik overladen zal worden met elektriciteit. Ik probeer mijn handen te gebruiken om die speren weg te stoten, op een of andere manier werkt het niet. Ik werp snel een blik op mijn handen en zie dat enorme stalen banden over mijn handen zijn gespannen, mijn voeten hebben hetzelfde probleem. Een kleine gestalte komt de cel binnenlopen, een grote groep bewakers achter zich, met mitrailleurs beladen. ‘’Dus daar hebben we onze kleine uitbreker.’’ Zei de kleine gestalte op een sarcastische toon, ik was immers niet ontsnapt, anders zat ik hier nu niet. De kamer bestaat uit mij, de man samen met de bewakers en vier simpele muren met een deur.''Nu ter zake'' zegt hij deftig, ik voel een hele speech aankomen en schut langzaam met mijn hoofd. Alsof ik ooit met die man mee zou werken, hij heeft mijn vrienden gevangen genomen! ''We gaan je de arena weer in sturen.'' Ben benieuwd tegen wie ik nu zou moeten vechten, Recil heeft immers iedereen van uit de arena gekregen, of heeft ie iemand achtergelaten? Hij ziet dat ik aan het nadenken ben.''Je bent benieuwd tegen wie je moet vechten zeker. Laat me raden, je denkt dat AL je vrienden ontsnapt zijn?'' dit bevalt me niets, dat ''al'' ertussen al helemaal niet. ''Ze zijn ook ALLEMAAL ontsnapt.'' Snauw ik naar hem, hij glimlacht en raakt met zijn hand mijn slaap aan. Een rode waas trekt voor mijn ogen, ik heb de neiging de man een klap in zijn gezicht te geven, zo hard dat zijn nekwervels helemaal zijn nek uitgedrukt worden. Voor ik ook maar de kans krijg schokt mijn hele lichaam, ik span mijn spieren aan en de banden snijden zichzelf los. De bewakers blijven verbluft staan, ze hadden zo te zien niet verwacht dat ik zou kunnen losbreken. De glimlach op de man zijn gezicht wordt alsmaar groter, als ik probeer uit te halen voel ik schokken en verdoving tegelijk. Mijn lichaam wordt weggedragen. Een arena is het eerste wat me opvalt als ik mijn ogen opendoe, dit keer niet een volle, hij is overvol. In de lucht vliegen schepen en er hangen overal televisies. Op eentje ervan ben ik te zien, de mensen staren ernaar. Ik kijk naar een van de andere televisies en zie daarop een gigantisch monster, op alle andere televisies zie ik andere monsters, allemaal een ijzeren halsband om met speren in de binnenkant, dat als ze zich ook maar een klein stukje verroeren ze al de pijn van honderden schokken moeten ondervinden. Ik grijp naar mijn eigen hals en voel er geen. Mijn oog valt op het midden van de arena, 3 grote ijzeren palen staan er. Voor elke paal is ‘’iets’’ of iemand vastgebonden. Voor de eerste is een eng gedrocht vastgebonden, niet veel groter dan een mens. Denk even groot als mezelf in wolvenvorm. Op de tweede is een weerwolf vastgebonden, net iemand zoals ik, je ziet het aan zijn trekken, hij is zo te zien net terug uit zijn wolvenvorm. Ik schut mijn hoofd, om te hopen dat ik het me verbeeld. Voor de derde paal is Grace vastgebonden, met maar handen boven haar hoofd is ze vastgebonden, nog half bewusteloos staat ze daar. Een zoem gaat en de halsbanden van de monsters vallen af, ze rekken hun spieren en ze vormen een cirkel om de palen. Ik wil eigenlijk de monsters afslachten, maar mijn oog valt op Grace. Niemand heeft haar opgemerkt, alle monsters gaan op de weerwolf af. Ik sta voor Grace, ze opent haar ogen en herkent me. ''Xelx…'' ze beantwoordt mijn blik, maar ik heb mezelf niet onder controle. Mijn klauw gaat naar achteren om naar haar uit te halen, ze kijkt weg om het niet te hoeven zien. Mijn chip heeft me nu helemaal overgenomen, een weg terug zie ik zelf niet meer. Was Oliver er nu maar, hij wist wel raad.

Grace Marry Miller

Wanneer ik mijn ogen weer open ben ik vast geboden aan een paal in een arena, denk ik. Xelx staat voor me. Of nouja, wie Xelx nu dan ook mag zijn. Hij is nu eerder een moordwapen.
‘Xelx…’ Zeg ik. Zijn klauw gaat naar achter. Ik sluit mijn ogen. Alweer zie mijn dood. Wat is dit nou? Alweer sta ik op het punt om dood te gaan. Opeens worden mij handen los gemaakt. Ik voel handen die mijn voeten los maken. Ik kijk naar achteren en zie Pam. Ik hoor wat geluiden in op de tribunen, maar negeer het. Als ik weer naar voren kijken zie ik Xelx zijn poot in mijn gezicht slaan. Gelijk wordt hij weg geduwd door Weerwolf Oliver. Pam houd me vast zodat ik niet neer val. Ze neemt me mee naar de muur waar en touw naar beneden hangt. Boven op het dak staat Recil die het touw door een dakraam laat vallen. Pam pakt me steviger vast en pakt het touw. Vervolgens trek Recil met al zijn kracht ons omhoog. Oliver rent de muur op en Xelx volgt hem.

Geest 505-Izot-wolf
Tussenwereld
Kerker 17

De jonge geest trilde van opwinding. Hij zag door de tralies hoe in de verte de eerste wolken verlicht werden door de zon. Zenuwachtig trok hij aan een draadje met een metalen vulling. Waarschijnlijk had er ooit een apparaatje aan gezeten. Hij wikkelde het om zijn vingers, en liet het er sierlijk weer vanaf krullen. Hij hield zijn blik strak op een altaar gericht, en slikte. De lichtblauwe gloed begon nu afwisselend heel sterk in zijn rug te branden, of juist zwakjes zijn hele geestzijn te omhullen. Een zwarte bol verrees uit het altaar, en werd omgeven door rode mist. 'Waar gaat gij heen?' rommelde de bol. 'Mijn vrienden gedurende mijn mensenleven.' sprak de jongen plechtig. Zijn stem trilde van opwinding, maar zijn geestzijn trilde van angst. 'Goed.' sprak de bol. 'Goed.' Zodra de bol zijn woord herhaalt had begon zich een hologram te vormen rond de jonge geest, die steeds feller begon te worden. Angstig kneep hij zijn ogen dicht. Het voelde even alsof hij doorweekt was met water, alsof hij zou verdrinken. Toen was het gevoel weg, en zag hij een donkere hemel met glanzende sterren. Hij was terug op Izotzaneta.

De jonge geest strekte zijn handen uit. Niets dan lucht. Hij betastte zijn lichaam. Alles voelde heel solide. Maar hij zag niks van zichzelf. Simpelweg niks, alleen de grijze stenen waar hij op stond, en als hij naar zijn borst keek zag hij de dode bomen achter zich. Hij zette een stap, en voelde de koude grond dwars door zijn geestzijn, alsof hij van vlees en bloed was en midden in de winter zonder schoenen buiten liep. Geest 505 keek nogmaals om zich heen. 'Waar zijn ze toch?' De geest wist niet of hij zichzelf nu hoorde denken of dat het werkelijk zijn stem was geweest die de nachtelijke stilte had verstoord. 'En ik wou dat ik ook door dingen heen kon gaan, zoals geesten in verhalen!' Hij bukte zich, en legde zijn onzichtbare hand op de koude muur. Zijn vingers tintelden even. 'Ik wil er doorheen.' Hij kneep zijn ogen dicht. Vervolgens voelde hij hoe zijn hand langzaam wegzakte in de muur alsof het een ijskoud zwembad was. Snel trok hij zijn hand terug. 'En nu wil ik er gewoon op leunen...' vervolgde 505, en hij legde opnieuw zijn hand op het grauwe gesteente. Deze keer kon hij zonder problemen leunen. De jonge geest begon zich wat zelfverzekerder te voelen. Hij stond op, en keek weer in het rond. De kenmerkende grijze bomen met zwarte bladeren zeiden genoeg: Dit was de planeet waar hij heen gewild had. Maar waar waren zijn vrienden? En wat was dit voor plek? De muur waarop hij stond leek een kale tuin te omringen. Een eind verderop werd de muur veel hoger, en kwam er een soort houten dak. 'Nu wil ik zweven!' De voeten van de onzichtbare geest kwamen los van de bakstenen, en de geest begon zich richting het verhoogde deel te begeven. 'Cool!' ging het door het hoofd van 505. Een klein figuurtje tekende zich af tegen de donkere hemel, die door zwarte wolken begon te verduisteren. Het figuurtje leek zich voorover te buigen, en had iets om zijn middel dat naar een boo in de tuin ging. Een touw. Datzelfde touw verdween in een gat in het dak. 'Recil?' flitste het door 505's hoofd. De geest van voormalig afdeling licht blauw begon sneller te zweven, zonder dat hij er erg in had. De persoon begon steeds meer vorm te krijgen, en de vermoedens van de jonge geest werden bevestigd. 'Recil! Kun je me horen?' riep de geest vanaf een afstandje, maar de andere jongen van vlees en bloed keek niet op. Hij tuurde geconcentreerd in het gat, en leek aandachtig een schouwspel te volgen dat zich daarbeneden afspeelde. De jonge geest wierp ook een blik door het gat. 'Pam! Xelx?' De gedachten van de geest werden chaotisch. Zijn witte ogen volgden een meisje met rood haar die zo goed mogelijk probeerde een blond meisje te tillen. Het rode meisje greep het touw van de jongen vast, en de jongen begon te trekken. 505 zag in één oogopslag dat de jongen het niet ging redden om de twee meisjes te tillen. 'Ik wil het touw vastpakken...' mompelde de geest, en hij greep het stuk voor de jongen vast. De geest maakte gebruik van een geesteskracht, waarvan tot dan toe geen enkele geest gebruik had gemaakt. Al snel lagen de twee meisjes op het dak uit te hijgen, terwijl de jongen, geholpen door de geest, een andere jongen omhoog trokken, die er harig uit zag, en erg onnatuurlijk. Onder aan het touw bungelde een weerwolf, die hongerig zijn lippen likte en steeds probeerde omhoog te klimmen naar de onnatuurlijk uitziende jongen. Toen uiteindelijk ook de weerwolf en de andere jongen het dak op waren gehesen, greep de eerste jongen een mes. De weerwolf keek bedenkelijk naar het mes, en veranderde toen plots in een derde jongen. 'Xelx!' sprak de geest nu. Deze "Xelx" keek op van het kleine zuchtje wind, dat de jonge geest had Veroorzaakt.

Xelx Faerlock

Een zachte wind vloeit bijna als water over mijn gezicht, iets komt in mijn buurt. Mijn blik zoekt het hele dak af, niets te bekennen. ‘’Er is iets aan de hand… en het bevalt me niets.’’ De andere kijken op en om zich heen, ze hebben de wind niet gevoelt. Één ding wist ik zeker; het was geen wolf, die zou ik meteen opgemerkt hebben. Onder in het stadium beginnen mensen te schreeuwen. Ze snappen nu pas wat er aan het gebeuren is: hun strijders zijn ontsnapt. Een grote groep wolven begint met harpoenen naar boven te schieten, eentje raakt bijna mijn voet en nog net op tijd trek ik hem weg. Ik ben doodmoe van de transformatie, alweer omdat ik weer die lust naar bloed voelde. Ik heb het steeds minder, de chip moet steeds slechter zijn gaan werken naar mate we hogerop komen. ‘’Volgens mij werkt de chip minder goed als we op hoge gebieden zijn…’’ Recil kijkt me bedenkelijk aan en kraakt zijn hersenen om achter het antwoord te komen. We waren sinds kort weer allen bij elkaar, op John na, die een tijdje geleden is gestorven. ‘’Xelx… even over dat je je niet veilig voelt, als het iets gevaarlijks was had het ons allang aangevallen.’’ Zei Oliver. Hij had gelijk, als het gevaarlijk was had het allang geprobeerd ons te vermoorden. Ik loop in de richting waarvan ik denk dat het briesje komt, ik voel een enorme kou op een moment. Ik doe snel een stap achteruit en de temperatuur wordt weer normaal. ‘’Huh, als ik een stap naar voren zet krijg ik het opeens ijskoud.’’ Recil fronst zijn wenkbrauwen en loopt op me af, gaat recht voor me staan en begint te bibberen.‘’Ik zei het toch.’’ Roep ik terwijl iedereen staat te lachen.

Geest 505-Izot-wolf
Izotzaneta
Dak van de arena

De jonge geest twijfelde, niet wetend wat te moeten doen. Gelukkig nam Xelx het initiatief. Er ging een rilling door 505, terwijl hij zich koud en doorweekt voelde. Het was niet prettig, maar in ieder geval een manier om duidelijk te maken dat hij er was. Hij wilde net proberen om te bewegen, zodat de luchtstroom zou veranderen, maar Xelx was al achteruit gestapt. De jongen die eerder boven was gekomen dan hij, en Recil heette, stapte echter ook al naar voren. Opnieuw trok de koude, natte golf door de arme geest. De andere jongen begon te bibberen en stapte vlug achteruit. Nu moest de geest toch iets gaan verzinnen om de aandacht te trekken, of om de groep kinderen te helpen. De oplossing was een dikke knoestige tak die ooit op de muur was gevallen, en nu de weg versperde voor het jeugdige stel. Geest 505 zweefde een eindje op, en veegde met zijn hand één voor één door de leden van het clubje, en zweefde op die manier langzaam richting de tak. Daar fluisterde hij zachtjes "Ik wil de tak vastpakken." Zodra zijn ijle geestzijn grip kreeg op de tak, begon hij te duwen, zo hard hij kon. Stukje bij beetje schoof de tak richting de rand van de muur. De mond van het roodharige meisje zakte als allereerste open. 'De tak, hij beweegt! Volgens mij moeten we die windvlaag volgen!' Een gevoel van geluk vulde de jonge geest van binnenuit, toen het knappe meisje de eerste stappen in zijn richting zette, even later gevolgd door Xelx en de rest.

Xelx Fearlock

De groep loopt achter de tak aan, gevolgd door Pam en de rest. De tak bereikt het einde van de arena en iedereen stopt achter elkaar. ‘’Waarom stoppen we?’’ Recil stapt uit de rij en loopt naar de tak, waar Grace hem nog net op tijd bij zijn arm pakt voor hij naar beneden valt. Xelx schud zijn hoofd en gaat op zijn hurken bij de rand zitten. ‘’Ik denk dat we zo’n 15 meter hoog zitten, springen is geen optie…’’ Recil’s pupillen worden groot als hij het stukje van “15 meter” hoort, hij voelt met zijn hand aan zijn voorhoofd en aan zijn blik te zien is hij aardig warm. Bekomen van de schrik bekijkt hij het probleem van alle kanten. De arena is 15 meter hoog en enorm, wachters proberen een manier te verzinnen om boven te komen zodat ze weer terug de arena in moeten. Het midden van de arena bestaat vooral uit glas, dus als we terug naar het midden gaan kunnen ze het laten breken, geen slim idee. Oliver begint te lachen, niemand snapt waarom maar is wel doodstil, we wachten tot hij iets zegt… ‘’Dat jullie dit niet opgevallen is.’’ Hij wijst naar een ijzeren pijp aan de andere kant van de arena, hij leid naar beneden volgens Oliver. Een afvoerkoker zodat ze bloed en alles kunnen lozen, ze moeten het immers ERGENS kwijt. Xelx loopt ernaartoe op de hielen gezeten door Pam, Grace en Recil. Oliver blijft lekker op zijn plekkie staan en bekijkt de situatie van een afstandje. De geest staat naast Oliver, beide met hun armen over elkaar. Beide lachend om het groepje dat niet bij de afvoerkoker kan komen, alleen zit Oliver zelf ook vast. Zonder dat Oliver het merkt zweeft de geest over het glazen midden, hij ziet het probleem meteen.
‘’Ik wil de kracht hebben dit probleem op te lossen.’’ Fluistert de geest, onnodig want de rest van de groep kan de geest niet horen en zien. De geest zweeft op een barricade die de afvoerkoker barricadeert en tilt hem zelfs met geestenkracht met moeite op, de stekels van het prikkeldraad steken in de armen van de geest maar voelt er niets van. ‘’Waarom verschuift dat ding zomaar?’’ vraagt Recil verbaasd. ‘’Iets wilt ons helpen…’’ Schreeuwt Xelx, hij loopt op de barricade af en steekt zijn hand uit tot hij voelt dat zijn hand bevriest. Meteen trekt Xelx als een reflex zijn hand terug en probeert hem de volgende keer hem erin te houden. Een herinnering schiet door Xelx’s hersenen en het eerste wat hem te binnen schiet is de steen van John…
Xelx kijkt op hoogte van zijn eigen ogen voor zich uit, in de onzichtbare ogen van de geest… ‘’John?’’
~I felt lost, 'til I met you~

Isis (Islington)
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 31-10-2013 16:53

Galactico Fraisa (GF) Deel vier

Bericht door Isis (Islington) » 02-11-2013 15:26

Grace Mary Miller

Allemaal staan we op het dak. Xelx veranderd weer terug naar een normaal mens. Het lijkt wel alsof hij niet meer zo moordlustig is. Ik blijf op mijn hoede, ik vertrouw Xelx voor geen ene meter. Het enge was nog wel dat er opeens een tak van een boom door de lucht vloog. Het was echt super eng. En soms voelde je een koude bries lucht, maar ik liet het voor wat het was en concerteerde me op Xelx. Als hij een verkeerde beweging zou maken zou ik hem neer steken met een kleine mes die ik mijn sok heb. Maar later merkte ik dat niet mijn groot-ste zorg was. De monsters uit de Arena klommen omhoog. Ze hadden blijkbaar een soort van zuignoppen aan hun handen en voeten waardoor ze heel gemakkelijk de muur kunnen op klimmen. Dood eng hoe snel dat ging en voor we het wisten greep één van hun mijn voeten vast. Ik begon te gillen. Ik werd mee gesleurd naar beneden. Vervolgens gebeurde dat ook met Pam en Xelx. Maar iets duwde een enorme boomstam naar beneden, waardoor de meesten van die enge monsters naar beneden vielen. Ik wist een hou vast te vinden. Ik kon nog net op tijd Pam redden, maar Xelx niet en hij belanden met een harde klap op de grond. Mijn ogen werden groot.

Geest 505-Izot-wolf
Izotzaneta
Dak van de arena

De geest keek verschrikt om naar de gezuignapte monsters. Zo vlug hij kon gooide hij met al zijn geestekracht de tak die hij beet had naar beneden. Jammer, vond de geest, zijn oude vriend had hem net herkend nu hij werd aangevallen. Dat deed hem natuurlijk slecht lijken. De geest deed het enige wat hem logisch leek: Hij sprong van het dak om de jonge weerwolf-knul te gaan redden. De wind raasde door hem heen, en de geest gilde onhoorbaar van het nare gevoel. 'Ik wou dat het gevoel op hield!' brulde hij - nog steeds onhoorbaar - in de wind. Meteen verminderde het gevoel flink. Bijna meteen daarna stopte zijn vlucht, en zweefde hij op slechts vijf centimeter boven de grond. 'Ik wil Xelx vastpakken.' fluisterde hij nu weer, en zijn vingers klemden zich om het bewusteloze lichaam. De geest begreep zelf ook dat het bewusteloze lichaam moeilijk zomaar kon gaan vliegen. Daarom fluisterde hij: 'Ik wil dat Xelx ook onzichtbaar word!', en zijn wens werd verhoord. Het slappe lichaam voor hem verdween heel plotseling. Op het jonge, doorzichtige gezicht verscheen een grijns. 505 zette zich af, en vloog (met meer moeite dan anders) het dak weer op. Zodra hij daar was liet hij het lichaam zakken, en zweefde hij door naar twee meisjes die aan de muur bungelden. Ik zijn vlucht wenste hij zijn pas gedropte vriend weer zichtbaar, en daarna vloog hij door. Zijn vingers glipten echter door de warme pols van het bovenste meisje heen, dat meteen begon te gillen. De geest schold even, en herpakte zich. 'Ik wil haar vast kunnen pakken.'

Grace Mary Miller
Bos

Daar hingen we. Ik kon me nog net om hoog houden aan een uitstekende steen. Maar met één hand moest ik ook Pam vast houden. Hoe lang zou ik dit kunnen vol houden? Ik voelde al dat mijn vingers pijn begonnen te doen en dat Pam mijn hand bijna los liet. Ik beet op mijn lip en probeerde haar nog steeds vast te houden. Opeens werd ik gemaakt door iets. Ik liep de steen los en we werden mee gesleurd. We vlogen. Het voelde koud. Het voelde alsof iets weg glipte. En daarna vielen we hard naar beneden. Net op tijd werden we weer vast gepakt en opnieuw weg gevlogen. Oliver en Recil werden ook nog gepakt. We vlogen over de arena en je zag de vage monsters omhoog kijken. Ze waren verbaast en verward te gelijk. Maar ze kregen door dat we aan het ontsnappen waren. Dat vonden ze niet leuk dus begonnen ze met pijlen te schieten. Gek genoeg misten ze elke pijl. We ontweken ze allemaal. We vlogen over het bos en we waren de monsters kwijt. Langzaam begonnen we te dalen en na een tijdje raakte ik de grond en werden we los gelaten. Ik ging liggen in het gras en begon uit te rusten. Xelx lag bewusteloos op de grond en Oliver, Recil en Pam deden het zelfde als mij. Een tak begon weer te zweven. Mijn ogen volgden het, maar ik was te moe om op te staan het me te gaan verdedigen. Ik had al een hele tijd niet meer geslapen en eigenlijk konden mijn ogen ieder moment dicht vallen. Toen werd er in het zand wat geschreven. Ik ging recht op zitten en wachtte vol spanning af wat er zou gaan staan.
Ik ben geest 505.
Ik was vroeger John.
Ik ben het!
Ik heb jullie gered.
Mijn ogen werden groot. Was John nu echt een geest? ‘John?’ Vroeg ik. De andere keken op. Ze begonnen ook te lezen. Daarna keken hun ook wanhopig om zich heen.
Jullie kunnen mij niet zien.

Recil

Net als we John willen vragen hoe het is om geest te zijn en hoe het komt dat we hem niet kunnen zien trekt een kleine beweging aan de rand van mijn gezichtsveld mijn aandacht. Het is slechts een kleine beweging maar het is net genoeg om het op te merken. De anderen lijken niets te merken en praten nog steeds tegen John. Xelx komt langzaam bij. Ik zie dat het de wolven en duivels zijn, zij zijn blijkbaar het snelst. Ik weeg de kansen af als ik zie dat ze in totaal met z'n 9en zijn. Wij zijn allemaal uitgeput en onze wapens blijken toch niet eeuwig te kunnen schieten. Oliver heeft nog maar 5 pijlen en ik ben zuinig met mijn knots. Maar wij hebben John! Mijn brein blijkt niet zo uitgeput als de rest van mijn lichaam want ik bedenk me dat ze beiden alleen op de grond kunnen blijven. Maar we zijn in een dicht bos en de takken van de bomen hangen heel hoog. Dan besef ik me dat ik nog 1 dingetje over heb, iets wat niemand weet. Ik sta op, en zeg de rest dat ze moeten gaan. Ik zal ze afleiden en loop de monsters tegemoet terwijl de rest de tegenovergestelde richting opgaat. De adrenaline neemt me weer over en ik vraag me af of we ooit rust krijgen hier. Onder normale omstandigheden zouden we allang dood zijn. De monsters zijn veel dichterbij gekomen en rennen op me af. Opeens wijk ik naar links af, richting een groepje bomen. 2 wolven zijn sneller en ze zijn bijna bij me. Ze springen op me af en dan kan ik eindelijk springen. Ik spring met mijn voeten tegen de bomen en zet me af. Terwijl ik met een salto achter de wolven belandt, botsen zijn vol tegen de boom. Dat had ik net nodig. Mijn been schiet uit en raakt ze vol op de schedel. 'Wolvenvoetbal' schiet er door mijn hoofd heen. Er loopt een straaltje bloed van hun koppen af en de rest omsingelt me. De 2 wolven sluiten zwabberend de cirkel. Ze blijken nog te kunnen bewegen maar zullen binnen enkele ogenblikken neervallen. Dit is mijn kans! Net als de wolven willen aanvallen en me aan stukken willen scheuren sluiten mijn speekselklieren zich anders af. Mijn adem wordt wit en breidt zich meteen uit. Omdat ik het al heel lang niet heb gedaan werkt het extra goed. De wolven beginnen te zwabberen en vallen neer. De duivels worden razend want zij krijgen er hoofdpijn van. Ik begin dan net te zingen. Ja zingen!!! Ik heb namelijk nog een kracht! Mijn stemgeluid vult de oren van de duivels en ze raken in trance. Hun trommelvlie-zen kunnen er blijkbaar ook niet tegen want ik hoor allerlei dingen knappen. De trance duurt een kwartier en het reukorgaan van de wolven raakt voor een tijdje beschadigt. Ze kunnen alleen nog ruiken wat ze het laatst roken. Aangezien ik dat ben besef ik dat ik niet naar mijn vrienden terugkan. En ik ren weg, weg van de monsters, en mijn vrienden....

Xelx Faerlock

Een waas schiet voor mijn ogen wanneer ik probeer ze open te doen. Een voor een test ik mijn reflexen, tel mijn vrienden en merk dat we iemand missen. Iedereen staat om een stukje zand heen, waar zo te zien een tekst in staat. John is er nog! Mijn handen slaan over mijn oren van een vreselijk geluid, een extreem hoog geluid vult mijn trommelvliezen en ik heb mijn weerwolvenkracht niet onder controle. Om de seconde ver-ander ik van mens naar wolf, elke spier spant zich samen en ik zie na een paar minuten niets anders dat bomen en struiken. Ik blijk afgedwaald te zijn en mijn reukorgaan werkt voor geen meter, in de tijd dat ik ronddraaide en bleef rennen kan ik wel 10 kilometer van mijn vrienden zitten. Deze kant van de planeet ken ik nog niet, overal dode bomen en zwarte bladeren. Het enige wat ik nog weet van overleven is een vuur maken, warm blijven en eten. En niet te vergeten drinken natuurlijk. Een strik maken heb ik nooit moeilijk gevonden, de truc is gewoon een losse knoop leggen en hopen dat een dier het aas pakt. Snel knutsel ik een hengel in elkaar en werp hem het water in, tijden geleden dat ik heb gevist. Reflexen trainen gaat me nu veel werk kosten, daar gaat het bij vissen om, op tijd aanslaan en de vis netjes binnenhalen, anders ben je ‘m kwijt. Al snel heb ik een stuk of 10 forellen binnen en rooster ze een voor een boven het kleine vuur wat ik heb opgezet. Een van mijn strikken zit niet goed meer, er zit een konijntje bij en zijn kop rolt naar mijn voeten. Blij kijk ik naar de vallen die ik heb opgezet; schilt mij weer wat vervelend werk. Een grijze rook komt van het vuur af: de forellen zijn klaar. In de tijd dat ik terug ben zie ik een gestalte zitten te eten, van mijn forellen!

Pamela Holden

Oh mijn... John leeft nog gewoon, nou ja leven, hij is een geest, maar dat tel ik mee als leven. Recil rent plots weg en Xelx rent ook weg. Oh fijn... hebben we weer monsters en andere dingen. De monsters rennen achter Recil aan het bos in. Even wil ik achter hem aan rennen maar dan bedenk me dan dat het niet verstandig is. Iedereen, nou ja iedereen, ik Grace en John, blijft gewoon staan en 'praat' met John. Ik voel me alleen helemaal niet veilig... Na een half uur komt er een wolf naar de bosrand, hij slingert wat heen en weer en lijkt compleet dronken. Ik stoot Grace aan en wijs er naar. Ze knikt en ik wil mijn laser boost pakken. Weg... Hoe kan dat ding weg zijn? Ik had hem net nog... John schrijft, zonder op spellings fouten te letten, in het zand dat Grace en ik in twee verschillende richtingen moeten rennen. Ik ren in de richting van het Ravijn. Met de wolf achter me aan. John... schiet op met je plan! denk ik snel. Of heeft die gast geen plan? De wolf, dronken of niet, is veel sneller dan ik. Hij haalt uit en krast mijn benen open. Ik rol over de grond en val het ravijn in, te snel. Ik probeer in paniek mijn gaven uit. Maar het lukt niet. Ik sluit mijn ogen en voel hoe de wind om me heen waait dankzij de val. Mijn maag lijkt zo wat om hoog te komen en mijn hart bonkt in mijn keel. "Dag" Fluister ik naar al mijn vrienden. Hopend dat ze het nog kunnen horen. Vast niet... Met een klap val ik op de stenen. Dag leven...

Grace Mary Miller

Pam en ik staan nog wat te praten met John als opeens een dronken wolf zien verschijnen. Ik schrik me dood en Pam en ik rennen allebei een andere richting op. Ik klim snel in een boom en maak me onzichtbaar. Maar de wolf gaat achter Pam aan. Ik wil mijn laserboost pakken, maar ik kom er achter dat ik die niet kan vinden. Ik klim weer uit de boom en raap eens teen van de grond. Ik gooi zo ver als ik kan en raak uiteindelijk de kont van de wolf. De wolf gromt wat en draai even zijn hoofd, maar verder negeert hij het. Pam deinst langzaam achter uit, maar wanneer ze te dicht bij het ravijn komt dan ze niet meer verder. Ik wil naar de wolf toe rennen, maar ik zie vanuit mijn oog hoek dat een andere wolf op me af komt gerend. Ik hij duwt me op en ik glijd nog een meter door. De wolf staat boven op me. En er vallen druppels kwijl op mijn hoofd. Wat moet ik doen, denk ik. Ik voel de koude bries wat betekend dat john me komt helpen. ‘Help Pam!’ Schreeuw ik. ‘Help Pam!’ Herhaal ik, maar de wolf wordt bij zijn staart gepakt en door de lucht gegooid. Ik kijk snel naar het ravijn, maar zie dat pam niet meer te zien is. Ik ren er naar toe in de hoop dat Pam nog ergens hangt, maar ik zie haar bewusteloos op de grond liggen. Mijn ogen worden rood en wazig en over mijn wangen stromen tranen.

Geest 505-Izot-wolf
Izotzaneta
Bos bij de arena

De jonge geest vloekte toen hij merkte dat hij een keuze moest maken. Grace, die een enorme wolf op haar borst had staan, of Pamela, die aan de rand van een ravijn stond met haar gave.. De keuze viel op Grace. 'Ik wil de staart vast kunnen pakken!' brulde 505, en met al zijn kracht slingerde hij de weerwolf van zich af. Zonder verder ergens op te letten vloog hij op topsnelheid naar het ravijn. Een ijselijke gil maakte hem duidelijk dat hij werkelijk op moest schieten. Hij maakte een snelle duik het ravijn in, en zag hoe Pamela met haar lange, rode haren achter zich aan wapperend naar beneden stortte. 'PAAAAAM!" schreeuwde hij, maar niemand kon zijn kreet horen. De tijd leek plots te vertragen. De geest bewoog zich sneller dan andere dingen om hem heen. Zo kwam het dat hij nét op tijd zijn armen onder het roodharige meisje kon duwen, en haar - door de snelheid bewusteloos geraakte - lichaam enigszins af te remmen. Hij landde, en legde het bewegingsloze lichaam voorzichtig neer. Hij streelde het voorhoofd van het meisje, en voelde hoe de hitte ervan door zijn geestzijn schrijnde. Gelukkig duurde de hopeloze situatie voor de geest niet al te lang, want daar kwam Grace al aan. Op de rotsige bodem van het ravijn kon hij helaas geen boodschap voor haar schterlaten, om te vertellen wat er gebeurt was, of überhaupt dat hij er was. Het blonde meisje knielde naast Pamela, en voelde ook even aan het gloeiende voorhoofd. Toen kwamen de tranen bij het meisje. De geest schudde zijn hoofd, en hij wilde wel schreeuwen tegen Grace dat het goed ging komen met Pamela. Als ze maar lang genoeg wachtten. Want, zoals de jonge geest goed wist, duren coma's heel lang.

Xelx Faerlock

Bang dat de gestalte een of andere wolf is ren ik weg, in de richting waar ik vandaan kwam. Na een tijd rennen stop ik abrupt, een gigantisch ravijn doemt voor me op. zoals altijd doen mijn zintuigen het beter dan normale mensen en ik hoor het geschreeuw van iets of iemand. ‘’PAAAAM’’ hoor ik iemand in de verte schreeuwen, een zwaardere stem die ik uit duizenden ken; John. Mijn lichaam is nooit echt in topconditie geweest, maar sinds ik hier ben, ben ik in topvorm. Zelfs sneller dan dat ik in topconditie ben spring ik het ravijn in. Aan een paar rotsen aan de overkant probeer ik me vast te houden, glijd een stukje en kom op een stuk terecht. De grond lijkt onder me weg te vallen, even hou ik mijn evenwicht niet en val in het ravijn. Een warm gevoel schiet door mijn lichaam, ik sluit mijn ogen en concentreer me op mijn oren. Een vreemd geluid is het enige wat ik hoor, een soort enorm hoge bevelen. Zonder dat ik het in de gaten heb daal ik rustig in plaats van op de grond te vallen, val vanaf een paar meter en snel naar het lichaam dat op de grond zit. Grace zit al naast haar en ik blijf op een paar meter afstand kijken, bestudeer het lichaam en schut mijn hoofd met tranen in mijn ogen.
‘’Niet nog een.’’ Fluister ik tegen niemand, er is niemand. Grace kijkt op, ziet me staan en loopt naar me toe.
‘’Is ze d-d-dood?’’ Het komt er moeizaam uit en weet het antwoord al. Toch verbaasd het antwoord me en blaast weer een sprankje hoop weer bij me naar binnen. ‘’Ze ligt in coma, of zoiets. Ik weet het niet Xelx…’’ De stenen veranderen van vorm en er ontstaat een tekst die nog niet echt te lezen is, maar Grace en ik weten zeker dat het John is.

Recil

Pam ligt in coma, op een vreemde planeet met allemaal vijanden. Wij zijn uitgeput en hongerig. Niet de beste situatie. Ik weet wat ik moet doen om even rust te krijgen want ik zie al enkele kwallen door de bomen komen. John zit stenen te verplaatsen en ik zeg tegen Xelx, Grace en Oliver dat ze Pam eten moeten geven, ondanks dat ze in coma ligt. Ik pak een slangetje van mijn ruimtepak af en zeg dat ze dit in haar ader moeten prikken en dan het eten via hun laserboosts kunnen fijnmalen en bij haar in kunnen brengen. Ik pak ook een laserboost en ren ik terug naar het meer, dat we weken geleden achtergelaten hebben. Na 3 uur kom ik aan. De atoombom ligt er nog en ik schiet in de koker. Nog 3 minuten te gaan voordat het neutron de Uraniumkern bereikt. Ik gooi de bom in het water en klim in een boom, terwijl de kwallen me hebben opgemerkt en op me af komen. Dan vult een schokgolf mijn hoofd en overal zie ik water...

Grace Mary Miller

Ik kan dit even niet aan zien. Iedereen is er en ik ben te overstuur. Ik moet even alleen zijn. Even niemand om me heen. Zo kan ik zelf rouwen. Het grote verlies verwerken. Ik loop met een gebogen hoofd weg. Ik loop wat rond. Ik voel een pijn in mijn pols. Een bijt. Een klein iets rent voor me. Het draait om en bijt dan in mijn andere pols. Ik val op de grond. Ik kan niks meer bewegen. Ik probeer op te staan en weg te renen. Bij stroomt door mijn lichaam. Ik verstijf en probeer te gillen. Ik probeer om hulp te roepen, maar mijn stem doet het niet meer.
Ik wordt koud. Ik versteen. Ik zie nog meer van die mannetjes op me af komen. Ik gil, maar niemand kan me horen. Ze beginnen me allemaal stuk voor stuk te bijten. Ik sluit mijn ogen en wacht op dat moment. Dat moment dat de pijn weg gaat en ik naar de hemel gaat. Het gebeurd al snel. Ik voel geen pijn meer en mijn geest wordt opgeteeld. Het voelt als allemaal kleine veertjes. Ik zie licht. Fel licht dat in mijn ogen schijnt. Dat houd het op. Alles houd op.

RIP: Grace Mary Miller is nooit meer gevonden. Haar lichaam is bedekt met gras en het lijk nu net een steen. Zo werken die mannetjes.


Xelx Faerlock

‘’Klim in een boom jongens!’’ Is het laatste wat de geschrokken jongen hoorde, Xelx ziet de vloedgolf omhoog komen en rent zo hard als hij kan weg. Het water likt al aan zijn hielen terwijl Xelx een laatste keer wegspringt uit het water. Alsof een magische hand Xelx zijn lichaam grijpt en hem mee de stroming in sleurt. Spartelend komt de jongen boven water uit, hij onderscheid nog net het gezicht van zijn oude vriend Recil die met ge-schrokken gezicht Xelx aankijkt. Al snel merkt Xelx dat tegen de stroming in zwemmen niet gaat, de stroming is te sterk en rotsen die vooraf op de grond lagen worden nu met het water meegesleurd. ‘’Net een doolhof hier’’ fluistert Xelx in zichzelf terwijl hij de ene steen na de ander ontwijkt. Er lijkt geen einde aan de glijbaan te komen of er staat wel weer een berg recht voor Xelx zijn neus. ‘’Dit overkomt ook altijd mij he.’’ Zijn gave werkte de vorige keer niet, met al zijn inspanningen gebruikt hij zijn gave. Zwemt met de stroming mee en zet zich op de muur van de berg af, klimt omhoog en beland op een soort platform een paar meter boven het water. Het water stopt met stromen en Xelx heeft voor een kort moment een volledig overzicht van waar hij is en hoeveel schade het heeft aangericht. Een verschrikkelijke pijn schiet door Xelx’s bovenlijf, hij transformeert terug naar een mens en scheurt zijn shirt open. Hij heeft zijn borstkas opengehaald aan een rots, een die hij niet heeft gezien. De wond blijft bloeden, de jongen ogen van de jongen worden zwart en even later valt hij flauw.
~I felt lost, 'til I met you~

Isis (Islington)
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 31-10-2013 16:53

Geest 505-Izot-wolf; Izotzaneta; Ruimteschip/thuisbasis

Bericht door Isis (Islington) » 26-11-2013 17:55

Geest 505-Izot-wolf
Izotzaneta
Ruimteschip/thuisbasis

'Xeeeelx!' De stem van de geest schalde door de wazige sluier van tijd. Zo snel hij kon sleepte hij Pam, Oliver en Recil mee naar het bos, zodat hij Xelx kon gaan zoeken. De onzichtbare ogen flitsten heen en weer, en de geest luisterde zoals alleen een geest dat kan. Ergens ver, heel ver stroomafwaarts klonk gehuil van een wolf. Binnen enkele seconden vloog hij op topsnelheid over de rivierbedding. 'Ik wil dat het water verdwijnt.' prevelde hij. Langzaam werd het geruis minder, en na een tijdje drupte er alleen nog wat water van de rotsen. 'Ik wil kunnen praten!' 'Test!' echode het tussen de stenen door. 'Wat is dat nou weer?' klonk er vlak onder de geest. 'Xelx?' riep de jonge geest blij verrast. Hij zweefde naar voren, over de rand van het nu ontstane ravijn, en keek. 'John?' luidde het antwoord. 'Mijn hemel, je zit onder het bloed!' riep 505 geschrokken. Het veel zorg nam hij het bloedende lichaam in zijn armen. 'John... Als ik dood ga..' 'Hou je mond, je gaat niet dood!' antwoordde de geest meteen. 'Misschien. Maar stel dat... Zorg je dan alsjeblieft goed voor Pam? Ze kan soms wat onbevangen zijn.' De bloedende jongen probeerde te lachen om zijn understatement, maar hij kreeg vlug door dat hij daardoor alleen maar meer bloed verloor. 'Ik... We zijn er.' fluisterde de geest, en voorzichtig liet hij Xelx zakken. 'Auw.' 'XELX!' Dat was het roodharige meisje. De geest glimlachte breed. Ze was weer bijgekomen! Een tweede plof op de grond gaf aan dat Recil of Oliver ook weer op de grond stond. 505 draaide zich om, om te kijken welke van de twee. Het bleek Oliver die al in een buidel met geneeskrachtige bladeren rommelde. 'Zeg John, heb jij geen helende krachten ofzo?' vroeg Recil die inmiddels bij Oliver was gaan staan. 'Ik ben bang van niet..' antwoordde de geest. De vraagsteller stopte verbaasd met rondkijken op de grond. 'Je praat!' concludeerde het meisje van het gezelschap nog een beetje zwakjes. 'Ja. Leuk en aardig, maar nu moeten we Xelx helpen!' antwoordde de verschijning van afdeling lichtblauw resoluut.
~I felt lost, 'til I met you~

Isis (Islington)
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 31-10-2013 16:53

Geest 505-Izot-wolf Izotzaneta Ruimteschip/thuisbasis

Bericht door Isis (Islington) » 04-02-2015 20:43

Geest 505-Izot-wolf
Izotzaneta
Ruimteschip/thuisbasis

De gewonde weerwolf lag op een bed van mos te rusten, terwijl hij door zijn vrienden in de gaten werd gehouden. 'Waar is Grace?' Pamela keek geschrokken op toen de geest deze vraag stelde. Recil bracht zijn speaker naar zijn mond. 'Thuisbasis aan Grace. Waar ben je?' Er werd niet gereageerd. Ook Pamela probeerde haar speakertje. 'Grace? Grace!' Oliver schudde zijn hoofd. 'Gebruik mijn kompas-console Pam, met de code 35CXG-15K zou je haar speaker moeten kunnen vinden.' sprak geest 505. Het meisje hield de console omhoog. 'Doe jij maar.' 'Ik wil de concole kunnen aanpakken.' klonk het, en vervolgens zweefde het voorwerp in de lucht. 'Ben zo snel mogelijk terug, ze moet hier ongeveer vijf kilometer vandaan zijn.' De geest steeg op en verdween. 'Ik wil weer stil zijn.' wenste de lichtblauwe geest, puur voor de zekerheid. Hij gebruikte de gave die hij als mens al had gehad, maar hij zag geen lichaam. Uiteindelijk gaf de console aan dat de voormalige John Skelton nu bijna bij het meisje was. Zijn blik viel op een gloeiend blauw teken. Bij nadere studie merkte hij dat het een soort ster was. Hij ging er dwars doorheen, en activeerde het daardoor per ongeluk. er verscheen een soort document:

'505-Izot-Gneskos is hier geworden. Voormalig Grace Miller van Tennessee. Toegevoegd aan afdeling lichtblauw.'

'Oh God..' 505-Izot-wolf liet zich opstijgen, en het document verdween weer in het magische teken. 'Gneskos.. Misschien weet Recil wat dat zijn.' Ondertussen keerde de jonge geest terug naar zijn vrienden met het slechte nieuws. Hij wist niet hoe hij dit ooit moest vertellen aan Pamela. Ze zou echt kapot zijn. Hij besloot daarom om Recil apart te nemen en het hem als eerste te vertellen. Voor hij echter die kans kreeg merkte hij een groepje roze mannetjes op die een ambush hadden gelegd rond het ruimteschip van zijn vrienden. Ze droegen krijtstreeppakjes en een bolhoedje, maar groter dan een meter konden ze beslist niet zijn. Het had iets schattigs, en tegelijk iets onaards met die neonroze huid van hen. De geest twijfelde, maar besloot toen gewoon het ruimteschip in te zweven en iedereen daar te waarschuwen.
~I felt lost, 'til I met you~

Plaats reactie